Gebod en liefde
Johannes 6:29
„Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem Die Hij gezonden heeft.”
Het geloof, dat een korte en voleindigde volle vervulling van de wet is, zal de gelovigen met zo’n gerechtigheid vervullen dat zij niets anders tot hun rechtvaardiging nodig hebben. Zo betuigt Paulus in Romeinen 10:10: „Met het hart gelooft men ter gerechtigheid.”
U vraagt nu: Op welke manier gaat dat dan toe dat alléén het geloof rechtvaardigt en zonder onze werken ons een schat van zo veel goederen schenkt, terwijl toch zo vele werken, ceremoniën en wetten ons in de Heilige Schrift voorgeschreven zijn? Ik antwoord: Vóór alle dingen moet u gedachtig zijn aan wat gezegd is dat het geloof alléén, zonder de werken, rechtvaardigt, redt en behoudt, wat we aanstonds duidelijker zullen maken. Intussen moet worden vastgesteld dat het gehele Woord van God bestaat in twee delen: geboden en beloften. De geboden geven wel áán welke de goede werken zijn, maar als we weten welke ze zijn, geschieden ze daar nog niet mee.
De geboden maken ons duidelijk wat wij moeten doen, maar zij geven niet de kracht om het te doen. Tot dit doel dan zijn zij bij verordening vastgesteld: dat zij de mens zelf tot een aanwijzing zullen dienen opdat hij in deze weg zijn onvermogen tot het goede zal leren kennen en aan zijn krachten zal vertwijfelen. Daarom ook heten zij zo en zijn zij het Oude Testament.
Maarten Luther, hoogleraar in Wittenberg
(”De vrijheid van een christen”, 1520)