Column (Marc de Vries): De natuurwetten zijn Gods gewoonten
Gods gewoonten, zo noemen wij natuurwetten ook wel. Het woord wetten suggereert dat er een wetgever is, en voor een christen ligt het voor de hand om dan aan God te denken. Wij denken sinds de verlichting aan natuurwetten als aan regelmatigheden in de natuur die geen ingrijpen van God meer behoeven. De uitdrukking ”Gods gewoonten” suggereert echter dat God voortdurend actief is in alles wat er aan natuurlijke verschijnselen plaatsvindt.
Deze term geeft op een heel natuurlijke manier ruimte aan de mogelijkheid van wonderen. Immers, als natuurwetten niet meer (en niet minder) zijn dan Gods gewoonten, wat let Hem dan om ervan af te wijken als Hij dat wil. Deze notie van Gods gewoonten kon weleens een sleutel zijn tot het ontwarren van alle knopen die momenteel spelen in de discussie over schepping en evolutie.
De evolutietheorie heeft in de natuurwetenschap sterke papieren. Het is dan ook te begrijpen dat Gijsbert van den Brink in zijn boek ”En de aarde bracht voort” begint met aan te nemen dat de evolutietheorie correct is, om vervolgens te zien welke consequenties dat heeft voor de theologie en ons lezen van de Bijbel. Verschillende theologen, zoals Mart-Jan Paul, Wim van Vlastuin en Arnold Huijgen, hebben inmiddels laten zien dat er, om op die manier harmonie tussen natuurwetenschap en theologie te bereiken, een gekunstelde exegese nodig is van niet alleen Genesis 1-3, maar ook van diverse andere Bijbelgedeelten. Van het principe dat de Schrift zijn eigen uitlegger is, blijft dan niet veel over.
Als gewoon gelovige krijg ik bij het lezen van de Bijbel de sterke indruk dat er een eerste mensenpaar was, van wie de man eerder geschapen is dan de vrouw. Bovendien krijg ik de indruk dat er geen enkele vorm van dood was tot aan Genesis 3. Verschillende teksten van Paulus suggereren bovendien dat dood en lijden pas na de zondeval gekomen zijn. Maar bij het perspectivisch lezen van de Bijbel, dat nodig is om evolutietheorie en Bijbel te harmoniseren, blijk ik door de Bijbeltekst voortdurend op het verkeerde been te worden gezet. Ik heb de theoloog nodig om te begrijpen wat er eigenlijk staat, want als gewoon gelovige kom ik nooit op de onnatuurlijke alternatieve lezing waarin er helemaal geen eerste mensenpaar is en waarin dood en lijden van meet af aan tot de schepping hebben behoord. Niet alleen ben ik als gelovige afhankelijk geworden van de theoloog, op zijn beurt is die weer afhankelijk geworden van de natuurwetenschapper, van wie hij moet horen wat de grenzen zijn waarbinnen hij moet blijven. Maar daarvoor heeft Maarten Luther zich niet ingespannen om de Bijbel weer aan de gewone man of vrouw te geven.
Zijn de theorieën van creationisten een alternatief? In elk geval doen die voor de eenvoudige Bijbellezer weldadig aan, omdat ze veel natuurlijker te verenigen zijn met de tekst van Gods Woord. Maar die theorieën zijn natuurwetenschappelijk gezien weer erg omstreden. Weliswaar zijn creationisten er heel goed in om te laten zien dat de evolutietheorie wetenschappelijk gezien geenszins onproblematisch is. Maar hun alternatieve modellen zijn dat ook zeker niet, zoals op hun beurt weer door evolutionisten wordt betoogd. Wat is hier wijsheid?
Zou het antwoord niet kunnen liggen in het kritisch bevragen van de steeds onuitgesproken aanname dat de ontwikkeling van het leven geheel verlopen is volgens de natuurwetten zoals wij die nu waarnemen? Zowel evolutiemodellen als creatiemodellen gaan daarvan uit, en dat moet wel want anders vallen ze buiten het bestek van de natuurwetenschappen.
Maar is God eigenlijk wel volgens Zijn huidige gewoonten te werk gegaan toen hij het leven in al zijn verscheidenheid schiep? Is een ontkennend antwoord op die vraag onderhand niet de enige uitweg uit het dilemma tussen een verwrongen exegese, nodig om evolutietheorie en Bijbel bij elkaar te krijgen, en een verklaring die door het overgrote merendeel van de biologen als wetenschappelijk zwak wordt gezien? Blijkt niet duidelijk alleen al uit het feit dat de dood nu tot de natuurlijke biologisch orde behoort en dat dit eerst niet zo was, dat er sinds de zondeval in die natuurlijke orde iets ingrijpend veranderd is? En dat God Zijn gewoonten dus heeft aangepast?
De natuurwetenschapper kan daar niets mee, want hij bekijkt alleen de natuurwetten zoals wij die nu kennen. Zit daar misschien niet een principiële beperking van deze wetenschappen? Laten we oppassen de wetenschap niet te overvragen. „In de beperking toont zich de meester”, zeggen de Duitsers terecht.
Prof. dr. Marc J. de Vries is bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte aan de Technische Universiteit Delft. Reageren? rubriekforum@refdag.nl