Welbeschouwd: The bottomless pit
Het is een aangrijpend verhaaltje uit het leven van de jonge Charles Spurgeon. Opgetekend uit zijn eigen mond. Op zondag was de kleine jongen regelmatig bij opa Spurgeon op bezoek. Dan lazen ze samen en met anderen in de grote huisbijbel. Al vroeg beheerste hij namelijk de vaardigheid van het lezen. Zodoende mocht Charles tijdens de huisgodsdienst voorlezen. Begreep hij niet wat hij las, dan vroeg hij het aan opa.
Zo ook toen ze al lezend gearriveerd waren in het boek Openbaring. Op verschillende plaatsen is daar sprake van ”de put des afgronds”, in de Engelse vertaling: ”the bottomless pit”. De put zonder bodem dus. „Grootvader, wat kan dit betekenen?” „Kom, kind, lees maar verder!” Het antwoord was wel vriendelijk, maar voldeed de leergierige Charles niet. Vanaf die zondag kwam hij er elke week op terug. Opa had er kennelijk niet veel zin in om dat omstandig aan de kleine jongen uit te leggen. Totdat hij er niet meer onderuit kon.
Later herinnert Spurgeon zich zijn schrik van toen nog goed. Hij schrijft zelfs over „het afgrijzen dat in mij werd teweeggebracht.” Wat was immers de uitleg? Ik citeer nu uit zijn ”Autobiography”. „Er is een diepe afgrond, en de veroordeelde ziel valt naar beneden – zij valt, altijd dieper, altijd dieper, altijd dieper. Het is: voort, voort, altijd voort, en zo blijft de ziel altijd dieper vallen, zij valt voor eeuwig. Wee, ellende, zonder hoop ooit in dat vallen tot een einde te komen…”
Kan dat eigenlijk wel, zo’n voorstelling van zaken? Is dat niet al te weerzinwekkend? Blijkens de herinnering van Spurgeon moest zijn opa bewust over een drempel heen om het zijn kleinzoon te vertellen. Maar toen hij het deed, schroomde hij niet om het eerlijk en bewogen te doen.
„Er is geen leerstelling die ik liever zou willen verwijderen uit het christelijk geloof dan het bestaan van de hel”, schrijft C. S. Lewis in zijn ”Het probleem van het lijden”. Bij hem was het een wens. Velen doen het. De hel is naar het niets verwezen. Hij heeft geen plaats meer in het bewustzijn van de westerse mens. De idee van een plaats van eeuwige straf is onverenigbaar met het moderne autonome denken. Trouwens, ook met de hemel wordt doorgaans niet meer gerekend. Behalve dan wanneer we oude oma gaan begraven of cremeren. Dan is ze een sterretje aan het firmament of een engeltje bij God geworden.
De hel… „Weg uit mijn geloof!” zegt ook menig protestant. „Weg uit mijn preken!” zeggen nogal wat voorgangers. Maar wie het niet gezegd heeft, was de Heere Jezus. Hij geloofde in de realiteit van de hel. De Zaligmaker was ervan overtuigd dat je verloren kunt gaan. Met grote ernst heeft Hij erover gesproken. Meer dan wie ook onder de profeten en apostelen. Aangrijpende beelden koos Hij om het de mensen te laten weten: „Er is een hel! Weet het: er is een plaats waar de worm niet sterft en waar het vuur niet wordt uitgeblust. Het is een plaats die voor de duivel en zijn engelen is bereid. Maar daar zullen ook mensen zijn. Namelijk degenen die er in hun leven niet mee hebben gerekend. Ik zeg het u, met de bedoeling dat u daar niet zult zijn!”
In zijn boek ”Practical Religion” voert J. C. Ryle een stervende man sprekende in. Diens dominee is bij hem op bezoek. Hij geeft zijn voorganger een scherp verwijt: „Meneer, u hebt me dikwijls verteld over Christus en over de zaligheid. Maar waarom hebt u mij niet vaker herinnerd aan de hel en het gevaar?” De dominees en de ouderlingen, de catecheten en de leerkrachten, de vaders en de moeders – ze mogen niet zwijgen over Christus en het behoud in Hem. Laten ze hoog opgeven van de bereidwilligheid van de Zaligmaker om hen te ontvangen en aan hen Zijn heil te geven. Maar laten ze toch niet zwijgen over de hel. Over de put zonder bodem. Over het eeuwige vallen…
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl