Kerk & religie

Boek beschrijft blijvend trauma door rooms-katholieke kostscholen

Het systeem van rooms-katholieke kostscholen liet bij velen een blijvend trauma na. Truska Bast schreef er een onthullend boek over. „Al kreeg je er goed onderwijs en kwamen sommigen ook echt vooruit in de samenleving, het opgeven van zelfbeschikking en de emotionele verwaarlozing pakten voor velen desastreus uit.”

Klaas van der Zwaag
22 September 2017 16:42Gewijzigd op 16 November 2020 11:32
In de klas bij een zuster franciscanes, pensionaat Sint-Joseph in Woerden.   beeld ”Uw wil geschiede”
In de klas bij een zuster franciscanes, pensionaat Sint-Joseph in Woerden.  beeld ”Uw wil geschiede”

In haar boek ”Uw wil geschiede. Kinderen op katholieke kostscholen” (uitg. Querido, Amster- dam), dat vrijdagmiddag is gepresenteerd, beschrijft de freelancejournaliste Bast het fenomeen van rooms-katholieke kostscholen, dat halverwege de vorige eeuw een hoogtepunt bereikte.

In de tweede helft van de negentiende eeuw verrees in recordtempo een enorm aantal rooms-katholieke instellingen voor opvoeding en onderwijs. Belangrijke motor achter al die instituten waren de vele broeder‑ en zustercongregaties die in de negentiende eeuw waren opgericht. Veel van de nieuwe congregaties zetten zich in voor onderwijs, en daarbij kwamen de zedelijke en godsdienstige vorming op de eerste plaats. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de restauratie van het roomse leven snel en voortvarend van de grond. Ook het geboortecijfer schoot omhoog. Vooral dankzij de rooms-katholieke bevolkingsgroep werden er tussen 1948 en 1952 nergens in Europa zo veel kinderen geboren als in Nederland, behalve in Portugal.

In dezelfde periode maakten de rooms-katholieke kostscholen in Nederland een onstuimige groei door. Tussen 1946 en 1960 nam hun aantal met bijna 50 procent toe: van 217 naar 321. Halverwege de twintigste eeuw was een wijdvertakt netwerk ontstaan van rooms-katholieke instellingen voor opvoeding en onderwijs. Van kleuterschool tot hogeschool en universiteit, voor elk niveau was een eigen instituut.

In rooms-katholieke gezinnen uit de midden‑ en hogere klasse gold het lange tijd als chic om een kind naar de kostschool te sturen, zegt Bast. „De kostscholen hadden een goed imago. Ze werden geleid door paters en zusters die hoog in aanzien stonden. De ouders wilden echt een positieve keuze maken om hun kinderen een goede opleiding te geven. Een praktische reden was dat de scholen niet dicht bij huis waren en kinderen aangewezen waren op kostscholen. Ook konden de doorgaans grote rooms-katholieke gezinnen zo ontlast worden.”

Geloofsijver

In het verzuilde Nederland, dat in de jaren zestig overigens snel afbrokkelde, vielen de rooms-katholieken op door hun sterke organisatiegraad. Zij blonken uit in volgzaamheid en eerbied voor het kerkelijk gezag. De Poolse priester Karol Wojtyla, de latere paus Johannes Paulus II, had zorgen over de harde eenheid, met weinig aandacht voor de persoonlijke, spirituele kant van het geloof.

Bast: „Het ging in de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland om het gehoorzamen aan het gezag, de regels van de kerk en het instituut. Ook in de protestantse kerk moest je in die tijd de dominee gehoorzamen, maar in de Rooms-Katholieke Kerk schoof er nog een laag tussen in de vorm van de priester, die de biecht bij je afnam en van wie je afhankelijk was voor vergeving.”

Op de kostscholen werd je onderworpen aan een systeem, aldus Bast. „Je moest je zelfbeschikking totaal opgeven. Vooral voor de kwetsbaren in de vaak grote gezinnen pakte dat slecht uit. Kinderen die een hechte band hadden met hun ouders of met iemand buiten de instelling, overleefden de instellingen beter. Zij hebben het soms leuk gehad, kregen goed onderwijs en in die zin hebben de kostscholen ook emanciperend gewerkt. Maar het risico van emotionele verwaarlozing met soms ernstige psychische gevolgen was groot.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer