Filosoof Nuccio Ordine tamboert op het belang van het nutteloze
De Italiaanse filosoof Nuccio Ordine neemt in zijn boek ”Het nut van het nutteloze” stelling tegen het rendementsdenken. Ordine hamert op het belang van schijnbaar nutteloze bezigheden zoals het maken van kunst en het beoefenen van (theoretische) wetenschap. Waarom nutteloze zaken dan zo belangrijk zijn, wordt uit zijn boek echter niet goed duidelijk.
Het boek van Nuccio Ordine heeft grotendeels het karakter van een bloemlezing. Na een inleidend essay over het nut van kennis, cultuur en beschaving volgen drie hoofdstukken over literatuur, de universiteit en de negatieve effecten van bezit.
Deze drie hoofdstukken bestaan vooral uit citaten uit klassieke teksten, die door Ordine worden toegelicht of becommentarieerd. De citaten –van Plato tot Bataille en van Ovidius tot Newman– maken het lezen van dit boek tot een waar genoegen. Neem de volgende uitspraak van de Italiaanse dichter Leopardi: „Het lijkt erop dat de mensen, terwijl ze het in alle opzichten oneens zijn, alleen maar met elkaar overeenstemmen in hun achting voor het geld. Zodat het bijna is alsof het geld –en verder niets– de essentie van het mens-zijn vormt.” Intussen zijn, volgens Leopardi, hebzucht, onbetrouwbaarheid en gevoelloosheid overal krachtig werkzaam. Het zijn uitspraken van bijna 200 jaar geleden, maar met recht konden ze vandaag gedaan zijn.
Socrates
Volgens Ordine zorgt het denken in termen van economisch profijt ervoor dat de universiteiten verschralen, dat de cultuur verkommert en de kunsten zich in zwaar weer bevinden. Er is iets grondig mis met de cultuur als de wetenschap ”nuttig” moet zijn, als het onderwijs vooral ter sprake komt in het verband van de ”kenniseconomie” en als veel mensen niet meer begrijpen waar kunst goed voor is.
De meeste weldenkende mensen zullen het wat dit betreft met Ordine eens zijn. Tegelijkertijd is het lastig om te beargumenteren om welke reden cultuur en vorming dan zo belangrijk zijn. Een verhaal over Socrates is wat dit betreft veelzeggend. Toen men de gifbeker voor de ter dood veroordeelde Socrates bereidde, zat hij –zo wil het verhaal– op de fluit te oefenen om een melodie te leren. Op de vraag wat hij daaraan had, antwoordde Socrates: „Om deze melodie te kunnen spelen voor ik doodga.”
In zekere zin is dat het laatste woord over de hele kwestie: het kunnen spelen van de melodie was voor Socrates geen middel tot een doel, maar een doel op zichzelf; in zijn optiek iets wat kennelijk omwille van zichzelf bij een goed leven hoorde.
Algemeenheden
Al mag het dan lastig zijn om het nut van de nutteloosheid met argumenten te onderbouwen, je verwacht in een boek van 200 bladzijden toch een kernachtige formulering tegen te komen waaruit in één keer helder wordt waarin de waarde van kennis en cultuur dan bestaat. Veel verder dan algemeenheden over ”inspireren” en ”verheffen” en ”kritisch denken” komt Ordine echter niet.
Terwijl ik het boek doorlas zat er in mijn achterhoofd voortdurend een uitspraak van C. S. Lewis over vriendschap – dat vriendschap niet iets is wat overlevingswaarde heeft, maar iets wat overleven de moeite waard maakt. Als je in plaats van vriendschap ”kennis en kunst” invult, heb je waarschijnlijk het punt dat Ordine wil maken; blijkbaar ontbrak het hem aan de wil of de capaciteiten om het zo helder op te schrijven.
Ordine noemt zijn boek bescheiden een „grabbelton” met ideeën en citaten, samengesteld „in het volle bewustzijn dat ik slechts een onvolledig en partijdig beeld kan bieden.” Het beeld dat Ordine in zijn boek biedt zou je in de breedste zin van het woord humanistisch kunnen noemen. Uit de essays van de theoloog John Henry Newman weet Ordine precies te halen wat in zijn betoog te pas komt –dat kennis een doel op zichzelf is– zonder de religieuze achtergrond van Newmans gedachten ter sprake te brengen.
In het slot van Ordines boek moet Calvijn het nog even ontgelden als opdrachtgever voor de foltering en terechtstelling van Servet en als specimen van religieus extremisme.
Onvoldaan
Na lezing van ”Het nut van het nutteloze” blijft de lezer dus enigszins onvoldaan achter. Als Ordine enkele passages uit ”Musse und Kult” (in het Nederlands vertaald als ”Rust en beschaving”) en vooral uit ”Glück und Kontemplation” (geluk en overpeinzing, niet vertaald) van de Duitse filosoof Josef Pieper in zijn boek had opgenomen, was het vermoedelijk een beter boek geworden.
Juist over het thema van de vermeende nutteloosheid schrijft Pieper als geen ander. Volgens hem komt de mens tot zijn bestemming in de rust, in het vieren, het feest, de contemplatie; als schepsel is de mens daarop aangelegd. Om die reden is het volgens Pieper dan ook ronduit misdadig om de rust te laten verschrompelen tot ”pauze” en om het belangeloze streven naar kennis in te ruilen voor praktisch toepasbare wetenschap.
Ordine beperkt zich in zijn boek te zeer tot het tamboeren op het belang van het nutteloze, zonder te komen tot een visie waaruit duidelijk wordt wat dat belang dan is.
Els Naaijkens leverde een goede vertaling, met een uitstekend notenapparaat; een personenregister ontbreekt.
Boekgegevens
”Het nut van het nutteloze. Een manifest over kennis, kunst en cultuur”, Nuccio Ordine (vert. Els Naaijkens); uitg. Erven J. Bijleveld, Utrecht, 2017; ISBN 978 90 613 1712 8; 192 blz.; € 19,50.