Maak anderen deelgenoot van Bijbellessen met een gouden rand
Een godsdienstles waarin ‘zomaar’ een gesprek ontstaat over een woord van God heeft het hart van docent en leerling. Laurens Snoek roept beiden op om daarvan te getuigen.
Naar aanleiding van een publicatie van Verus, de koepelorganisatie van rooms-katholieke en protestants-christelijke scholen, pleitte Elsbeth Visser voor een onderzoek op reformatorische scholen (voor voortgezet onderwijs) naar het gebruik van de Bijbel in de godsdienstlessen (RD 16-9). Dat pleidooi verdient steun.
Op alle reformatorische vo-scholen is er namelijk al jaren sprake van theoretische en praktische bezinning op het gebruik van de Bijbel. Leerlingen leren de Bijbel te lezen, heeft altijd een grote plaats gehad bij het vak godsdienst. De vraag hoe dat het beste kan, heeft op de verschillende scholen geleid tot experimenteren met werkvormen, tot het uitzetten van leerlijnen en tot het wijzigen van lesmethoden en zelfs van het landelijk eindtermendocument.
‘Zomaar’ een gesprek
Het kan ook niet anders: het hart van de reformatorische godsdienstdocent ligt bij het onderwijs in het Woord van God. Vraag zo’n docent welke les hij als het meest zegenrijk, vreugde gevend en stimulerend ervaart, dan is dat niet de kerkgeschiedenisles. Daarvoor bestaat bij leerlingen namelijk nauwelijks belangstelling. Dan is het ook niet de ethiekles, want weinig leerprocessen lopen zo moeizaam als die waarin je de moraal van leerlingen probeert te vormen. Het is ook niet de apologetiekles, hoewel die vanwege de directe relevantie door veel leerlingen gewaardeerd wordt. Nee, de les die die docent noemt, is de Bijbelles.
Wonderlijk genoeg weer niet de Bijbelles waarin de leerlingen uitlegregels moeten leren of exegesevaardigheden moeten oefenen, maar de les waarin er ‘zomaar’ een gesprek ontstaat over een woord van God: de leerlingen vragen om toelichting en leggen spontaan verbanden met hun eigen leven. En de docent krijgt de ruimte en de aandacht om iets van de achtergronden en van het gewicht en de rijkdom van de boodschap uit te leggen. Dat zijn lessen om kracht uit te putten!
Veelzeggend is mijns inziens ook dat het thema Bijbeldidactiek tijdens de jaarlijkse ontmoetingsmomenten voor godsdienstdocenten relatief vaak aan de orde komt. En in de nascholingsbijeenkomsten waarbij ik de afgelopen jaren betrokken was, ging nergens zo veel tijd mee heen als het gesprek rondom de Bijbel, met als leidende vraag: Hoe kan ik de brug slaan van dit Woord naar mijn leerling of student?
Gesprekslessen
Laat dat onderzoek er dus maar komen. Wat moet het mooi zijn als protestants-christelijke en reformatorische godsdienstdocenten letterlijk en figuurlijk bij elkaar in de les kunnen en willen kijken! En ik geloof dat we de leerlingen daarin mee hebben. Onlangs vertelde een collega: „Het was in een vmbo-klas. We hadden samen verschillende lessen in de Bijbel gelezen en allerlei gesprekken gevoerd over die teksten. Toen kwam er een les waarin ze opdrachten uit de methode moesten maken. Weet je wat ze vroegen: „Meneer, kunnen we niet weer gewoon les over de Bijbel krijgen?””
Wat moet het mooi zijn als we -via zo’n onderzoek antwoorden zouden vinden op de vraag: Welke middelen en vaardigheden heb je als docent nodig en beschikbaar om zulke basale gesprekslessen rondom de Bijbel te geven?
Handelingsverlegenheid
Tegelijkertijd wil ik de betrekkelijkheid van zo’n onderzoek benoemen. Want wie de conclusies van de meeste levensbeschouwelijke (recente) onderzoeken onder jongeren op een rij zet, raakt alleen maar gedeprimeerd: de secularisatie schrijdt altijd voort. Het concentratievermogen neemt altijd af. De bezorgdheid om de levensstijl en de geloofsontwikkeling neemt altijd toe. En de handelingsverlegenheid van opvoeders, docenten en kerkelijk leidinggevenden wordt altijd erger. Niets leidt tot meer handelingsverlegenheid dan in de krant te moeten lezen dat een statistisch onderzoek weer eens heeft uitgewezen dat we allemaal zo handelingsverlegen zijn.
Neem nu een belangrijke conclusie van het Verusonderzoek: „Leraren geven ook aan dat ze kennis en vaardigheden missen, met name om het gesprek met leerlingen te voeren en hen in staat te stellen zelf betekenis in de Bijbel te ontdekken.” Het gaat hier om het hart van hun vak! Wie wil nu nog het godsdienstonderwijs in? En wat moeten de ouders niet denken?
Tweede spoor
Daarom een voorstel voor een tweede spoor: Geef de getuigen in de klas het woord. Laat hén vertellen over goede Bijbellessen. Dat werkt net zoals dat ene woord van God dat mijn hart raakt en mijn leven meer verandert dan het plichtmatig lezen van een heel Bijbelboek. Dat ene persoonlijke verhaal over een godsdienstles waarin Gods Woord en de leerlingen elkaar werkelijk ontmoetten, wekt bij anderen meer moed en zin om les te geven dan een hele nascholingscursus.
Daarom een oproep aan godsdienstdocenten en catecheten: Schrijf al dan niet gezamenlijk een artikel voor deze krant met impressies over ”Bijbellessen met een gouden rand”. Het zullen stuk voor stuk verhalen van hoop blijken te zijn, waaruit ieder kan opmaken dat buiten alle publiciteit om Gods Geest rustig doorgaat met de verwerkelijking van Jesaja 53:10.
Oók een oproep aan leerlingen en studenten: Pak de pen en vertel zonder namen te noemen van zegenrijke lessen rondom een open en sprekende Bijbel. Wat jullie, ondanks alle minder geslaagde godsdienst- en catecheselessen, kunnen vertellen, zal ervaren worden als een levensteken van God.
De auteur is docent pedagogiek en didactiek voor de opleiding tot leraar godsdienst/levensbeschouwing aan de Christelijke Hogeschool Ede.