„Ik zag Hem naast mijn voeten staan”
Wonderen en dromen spelen een belangrijke rol bij moslims. „Bijna alle christenen van moslimhuize hebben ervaren dat God op een persoonlijke en indringende wijze tot hen sprak door middel van een droom, visioen of wonder”, zegt H. J. Takken, stafmedewerker van de Stichting Evangelie en Moslims in Amersfoort.
Samen met ds. N. M. Tramper, stafmedewerker van de Gereformeerde Zendingsbond (GZB), redigeerde Takken het boek ”Vreemde gasten”, over dromen en wonderen in het contact met moslims (uitg. Boekencentrum, Zoetermeer), dat binnenkort verschijnt. Dr. J. Broekhuis plaatst daarin bijbels-theologische opmerkingen bij wonderen en dromen en ds. J. J. Tigchelaar schrijft over de ”identiteit van de verkondiger”.
Je merkt als westerling goed het verschil met oosterlingen als je met hen in aanraking komt, zegt Takken. „Voor een oosterling is het vanzelfsprekend dat God spreekt door dromen en wonderen. Dat geldt zowel voor christenen als voor moslims. Als moslims christen worden, gebeurt het vaak dat ze op het non-verbale vlak door wonderlijke gebeurtenissen worden aangesproken. Die spelen een sterke rol in hun weg naar Christus. Wonderen en dromen zijn voor hen een persoonlijke bemoediging, waardoor ze zich openzetten voor de inhoud van het christelijk geloof. Vaak worden ze niet in eerste instantie aangetrokken door een keurige uiteenzetting van de leer. Juist die dromen en wonderen kunnen gebruikt worden ter verdediging van hun keuze tegenover hun islamitische familie. Als deze vraagt: Wat doe je nou toch? kunnen ze zeggen: God Zelf heeft mij geroepen.”
Takken vindt niet dat wonderen geschikt zijn als onderbouwing van wat de Bijbel zegt. „Een wonder is voor hen die het zelf beleven een bemoediging, een duwtje in de rug, alsof God zegt: Je bent op de goede weg. Omdat die ervaring zo persoonlijk is in de omgang met God, is het voor derden die erover horen mogelijk mooi, maar niet overtuigend. Wonderen zijn moeilijk bruikbaar in de apologetiek, ze zijn moeilijk controleerbaar, en hebben tevens plaats in diverse godsdiensten. Ook tegenstanders van het christelijke geloof kunnen wonderen doen, ze kunnen uit een andere bron voortkomen.”
Dromen en wonderen komen sterk voor in de wereld van het bijgeloof, zowel de moslimse als de christelijke. De verschillen tussen het christelijk geloof en de islam zijn groot op het gebied van de officiële leer, maar juist gering in het volksgeloof met al zijn vormen van bijgeloof, legt Takken uit. „Er zijn koptische christenen in Egypte die naar de graven van islamitische heiligen gaan, en omgekeerd moslims naar de graven van koptische heiligen. Het bijgeloof tiert daar welig. Men vertrouwt niet op God Zelf, maar op allerlei geesten en machten. Ik kan dat wel begrijpen: mensen zijn bang voor de toekomst en het bestaan is onzeker, want het is maar de vraag of je morgen brood op de plank hebt. In al die zorgen nemen ze de toevlucht tot machten die dichterbij zijn dan een god die hoog verheven en ver weg is. Als zendingswerker probeer je mensen van dit bijgeloof af te brengen door hen te wijzen op de openbaring van God in Jezus Christus. Hij is nabijgekomen en heeft Zich doen kennen als de Goede Herder Die Zijn schapen kent en voor hen zorgt. Daarbij geldt: als de Zon gaat schijnen, verbleken de sterren. Ga niet de sterren als het ware afplakken. Neem niet mensen iets af voordat ze er iets voor in de plaats hebben. Als ze het vertrouwen in Christus niet hebben, missen ze het belangrijkste. Hebben ze dat, dan durven ze zich over te geven, en laten ze los waaraan ze zich in hun bijgeloof hadden vastgeklampt.”
Zitten wonderen alleen tussen je oren? Gebeuren ze alleen voor gelovige mensen? Takken wijst erop dat God wonderen doet, dwars tegen wat wij verwachten en berekenen in. Wel vindt hij met dr. H. C. Stoffels, die vorige week zijn oratie over wonderen aan de VU uitsprak, dat je je ogen voor wonderen moet openen. „Ze hebben op de een of andere manier toch te maken met hoe je naar de dingen kijkt. Sluit je je niet af, dan zie je zowel bovennatuurlijke dingen, haaks staand op wat we als normaal ervaren, als vanzelfsprekende zaken die voor het geloofsoog een wonder zijn, zoals de geboorte van een kind.”
Ds. Tramper concludeert in zijn bijdrage in ”Vreemde gasten” dat wonderen en dromen geen obstakel, maar een vertrekpunt zijn in de ontmoeting tussen christenen en moslims. „We zullen verschillende uitingen van de moslimcultuur niet zomaar als heidens terzijde kunnen schuiven, maar daar toch de overgebleven ’vonken’ van de Geest van God in mogen herkennen.” De predikant wijst op de mogelijkheid dat in sommige gevallen „de Geest ons al voor geweest is en onze gesprekspartners heeft voorbereid vóórdat we met hen in contact kwamen.”
In ”Vreemde gasten” worden verder diverse getuigenissen opgevoerd van ex-moslims voor wie dromen, verschijningen en wonderen van belang zijn geweest in hun overgang tot het christelijk geloof. „Toen ik ’s nachts wakker werd”, herinnert Abdel, een Marokkaanse ex-moslim, zich, „zag ik Jezus. Het was geen droom. Ik zag Hem naast mijn voeten staan, tussen mijn spullen. Het was alsof Hij zei: „Dit is de weg, ga door.” Als persoon werd Hij heel concreet in mijn leven. Zijn aanwezigheid begon ik te ervaren.” Het is belangrijk voor missionaire werkers zich op ervaringen van ex-moslims te bezinnen, zegt Takken. „Je moet er wel mee uitkijken, men kan gaan bouwen op fantastische ervaringen. Er is ook veel kaf onder het koren, en dat zal getoetst moeten worden aan de Bijbel.”
Dit is het derde deel in een serie over geloof in wonderen. Vrijdag het vierde en laatste deel.