Laat dé Steen liggen in Bijbel voor moslims
Voor zendingswerkers is het een worsteling om de boodschap van Gods Woord zo zuiver te vertalen dat zo veel mogelijk onnodige hindernissen uit de weg geruimd worden, betoogt drs. C. J. van Linden.
Het symposium ”Moslims en de Bijbel: een ongemakkelijke relatie” heeft vragen opgeroepen. Kern daarvan is de vraag hoe ver je bij het vertalen van de Bijbel moet gaan in de aansluiting bij de islam en moslims.
In de praktijk van het zendings- en evangelisatiewerk loop je altijd tegen vooroordelen aan. Dat geldt voor Nederlanders die het hebben gehad met de kerk. Zodra ze een Bijbelkraam op de markt zien, komen er allerlei lelijke gedachten naar boven. Over christenen, over de kerk, over machtsmisbruik en schijnheiligheid. Dat hindert hen om überhaupt met je in gesprek te gaan. Ook al zijn sommige vooroordelen onterecht, we hebben er wel mee te maken. Hoe kom je in het contact met zulke mensen zo ver dat de ander bereid is om in gesprek te gaan?
Hetzelfde speelt in het contact met moslims. Zij hebben vooroordelen over christenen, over de boodschap en over de Bijbel als boek. Voordat een moslim bereid is naar de boodschap van christenen te luisteren, moeten eerst die hobbels zijn weggenomen. Hoe doe je dat?
Eigenaarschap
In de praktijk van het Bijbelvertaalwerk in een islamitische omgeving is het belangrijk dat de moslims eigenaar worden van de vertaling van de Boeken van God. Eén manier om dat te doen is dat je hen vanaf het begin bij het vertaalproject betrekt.
De Mogofinbevolking waaronder wij werkten, bestaat voor 100 procent uit moslims. Er is eenvoudigweg geen keus voor een christenvertaler uit de taalgroep zelf. En stel dat een Guinese christen uit een andere taalgroep de Bijbel in het Mogofin had vertaald, dan was de kans dat de bevolking het ‘vreemde’ boek was gaan lezen vrijwel nihil geweest.
Dat is niet in de eerste plaats een kwestie van natuurlijke vijandschap tegen het Evangelie (die wij inderdaad allemaal hebben), maar dat ligt aan de ‘vreemdheid’ van het boek. Als een vertaling ‘vreemd’ is, als je de gemeenschap en haar leiders negeert en een Bijbel ‘dropt’ in de cultuur, dan zeg je impliciet: „Er is weinig waardevols in deze gemeenschap. Alle goede dingen komen van buiten.” Dit voelt voor de doelgroep aan als vernederend en soms bedreigend. In het Mogofinproject zijn daarom vanaf het begin moslims bij het project betrokken. Vertalers, revisors, een meeleesgroep: al vertalend en lezend smolten bij hen de onterechte vooroordelen weg.
Mijn moslimvertaler voelde het gewicht van zijn verantwoordelijkheid om een betrouwbare vertaling te maken heel zwaar drukken. Hij zei: „Als ik het Woord van God verkeerd vertaal, dan zorg ik ervoor dat de mensen Gods Woord verkeerd begrijpen en dan zal Hij mij daarvoor verbranden in het helse vuur. Ik mag het Woord van God niet verdraaien.”
Zoon van God
De stenen die onterecht een belemmering vormen, moeten uit de weg geruimd worden. De ergernis van het Evangelie zelf echter niet. Een verzachtende vertaling van ”Zoon van God” met ”Messias” of ”Gods uitverkorene” in een moslimcontext wijs ik daarom met kracht af.
Mijn ervaring is dat moslims het goed begrijpen als je uitlegt wat er met Zoon van God bedoeld wordt. De verkeerde gedachten van moslims bij de term Zoon van God, alsof God geslachtsgemeenschap zou hebben gehad met Maria, is een van de struikelblokken die je moet opruimen. Van de Steen des aanstoots daarentegen mogen de scherpe kantjes niet afgehaald worden. Ik herinner me dat een gesprek met een Koranleraar over hoe de Heere Jezus Zoon van God is, leidde tot begrip van zijn kant.
Aansluiten
Aansluiten bij de islamitische cultuur is iets heel anders dan aanpassen om moslims te behagen. In de synagogen verkondigde Paulus Jezus als de beloofde Messias, maar in zijn preek voor de Lycaonische bevolking sloot hij aan bij haar gedachtewereld, door daar God vooral als Schepper en Onderhouder te verkondigen (Hand. 14:15-17). Daarmee paste Paulus zich niet aan zijn publiek aan, maar sprak hij een passend woord op het juiste moment.
Overigens sluit een Bijbelvertaling per definitie aan bij de cultuur van de doelgroep. In hetzelfde hoofdstuk worden Barnabas en Paulus vergeleken met Jupiter en Mercurius. Wie de grondtekst bekijkt, ziet dat daar de Griekse namen Zeus en Hermes gebruikt worden. De Statenvertalers hebben destijds met deze vertaalslag aangesloten bij hun doelgroep, die meer vertrouwd was met de Romeinse dan met de Griekse godennamen.
Ik kan me voorstellen dat je als buitenstaander al snel de indruk hebt dat zendelingen al te gemakkelijk elementen uit de moslimcultuur overnemen. Ik moedig iedereen die dat gevoel van onbehagen heeft daarom aan om zich te verdiepen én in de situatie van moslimvolkeren die nog geen Bijbel hebben, én in de worsteling van zendingswerkers om de boodschap van Gods Woord zo zuiver te vertalen dat zo veel mogelijk onnodige hindernissen uit de weg geruimd worden.
De auteur was van 2000 tot 2012 namens ZGG begeleider van het Bijbelvertaalwerk onder de Mogofinbevolking (Guinee), een taalgroep van enkele tienduizenden sprekers. Bij De Banier verscheen ”De kronkelweg naar het dorp”, waarin hij het proces van het Bijbelvertaalwerk in het Mogofin beschrijft.