Wel langer werken, maar niet tot AOW-leeftijd
Ouderen werken steeds langer door. Er zijn er slechts weinigen die zonder kleerscheuren de AOW-leeftijd halen. Aan de cao-onderhandelingstafel wordt naarstig naar oplossingen gezocht. Minder werken is populair. „Als ik het nu niet doe, ben ik binnen enkele jaren opgebrand.”
Het terras achter het oude boerderijtje biedt een prachtig uitzicht over de weilanden in het buitengebied van Wezep. Ooit verdienden de ouders van Joop Altelaar (bijna 63) hier met wat vee en landbouw de kost. Ook hun nazaat houdt er nog een minimale veestapel op na. „Als hobby.”
Altelaar heeft vakantie, maar houdt niet van stilzitten. Hij gaat na het gesprek direct weer aan de slag bij een van de kinderen, die bij een verbouwing de hulp van de zestiger goed kan gebruiken. Hij doet het graag, want „wat is er nu mooier dan je kinderen helpen?”
Toch gaat het hem niet meer zo rap af als een aantal jaren geleden. „Ik verricht al tientallen jaren fysieke arbeid en ik heb regelmatig last van m’n benen. Mijn leidinggevende weet dat en hij probeert me een beetje te ontzien, maar dat neemt niet weg dat je wel je werk moet doen.”
Altelaar is al vijftien jaar machine operator bij CêlaVíta, fabrikant van verse voorgegaarde aardappelen. Het bedienen van de inpakmachines voor aardappels gaat niet vanzelf. „Het betekent veel lopen, maar soms moet ik ook hele dagen alleen maar staan. Een zit-stastoel en goed schoeisel zijn erg belangrijk. Die spullen zijn op aanvraag verkrijgbaar, maar het blijven hulpmiddelen.”
De drieploegendiensten maken het werk extra inspannend. „Een week middagdienst, een week ochtenddienst en vervolgens een week nachtdienst. De ochtend valt me het zwaarst. Dan moet ik om vijf uur op.”
Patat
De Veluwenaar werkt in totaal al 28 jaar bij het bedrijf, dat een paar maal van eigenaar wisselde en nu in handen is van patatgigant McCain.
Altelaar begon zijn arbeidzame leven op 16-jarige leeftijd. „Eerst als automonteur, later als bandenmonteur in Elburg.” In oktober 1988 stapte hij over naar CêlaVíta, toen nog onderdeel van Agrico. Hij werd er meewerkend voorman bij het sorteren van aardappels.
Bij de overgang van het meer handmatige sorteren naar het machinale inpakken werd hem, samen met een groepje collega’s, een vertrekregeling aangeboden. „Ik kon 125.000 euro meekrijgen. Een heel bedrag, maar daar moest wel de belasting af. Bovendien, wat moet je gaan doen, als je begin vijftig bent? Enkele collega’s kozen ervoor met dat bedrag voor zichzelf te beginnen. Ze hebben het niet slecht gedaan, maar wat is er in die periode van hun pensioenopbouw terechtgekomen?”
Het zag er aanvankelijk uit dat hij op z’n 62e met pensioen zou kunnen. „Daar werd door het kabinet een dikke streep door gehaald. Het werd 65. Daar was ik op z’n zachtst gezegd niet blij mee. Nog geen twee jaar later werd de AOW-leeftijd opgehoogd naar 67.”
Altelaar is ontevreden over het gevoerde beleid. „De hogere inkomensgroepen hebben zo veel pensioen opgebouwd dat ze hun pensioenuitkering als dat nodig is naar voren kunnen halen. Voor de laagopgeleiden is dat niet weggelegd.”
Stuwmeer
Altelaar is lid van de ondernemingsraad en kaderlid namens de reformatorische vakorganisatie RMU. Hij was erbij toen drie jaar geleden de RMU voor de eerste maal de gedachte aan een regeling voor ouderen op de cao-tafel legde. Vorig jaar werd er overstemming bereikt en Altelaar was een van de eersten die gebruikmaakten van de mogelijkheid om een dag per week minder te gaan werken. „Ik wil graag maximaal bij huis zijn, nu ik nog een beetje fit ben.”
De afspraken zijn niet ingewikkeld. „De werkgever betaalt de opbouw van het pensioen en geeft twee vrije dagen. De overige vijftig dagen komen van de werknemers zelf. We leveren 26 roostervrije dagen –de vroegere atv– in en kopen er 24 bij. Daarmee wordt bereikt dat je 80 procent werkt, ongeveer 90 procent loon ontvangt en 100 procent pensioen opbouwt.”
Vanaf 60 jaar kan er van de regeling gebruik worden gemaakt. Van de circa vijftien werknemers die bij de start in aanmerking kwamen, heeft ongeveer een derde daarvoor gekozen, zegt Altelaar. „Zelf heb ik nog een stuwmeer aan extra uren staan. Dat gebruik ik de komende jaren om extra vrij te zijn.”
Of deze oplossing voor een gemiddelde oudere werknemer voldoende is om zwaar werk te blijven verrichten, vraag hij zich af. „Voor mij kwam de regeling echt op tijd. Ik begon last van de arbeidsdruk te krijgen. Ik denk dat het ouderenbeleid de komende jaren weer terugkomt op de agenda. Zeker als we met meer ziekmeldingen te maken krijgen. Bekend is dat de meeste klappen pas vanaf 65-jarige leeftijd vallen.”
Schrikken
Het is even schrikken. Als ik de geboortedatum van onze zoon intik op de site van de Sociale Verzekeringsbank (SVB, zoeken op AOW) staat het er echt: „U krijgt naar verwachting uw AOW-pensioen vanaf 28-1-2068. Uw geschatte AOW-leeftijd is 71 jaar + 6 maanden.”
Iedereen heeft 67 jaar in gedachten, maar als er niets verandert, pakt de werkelijkheid heel anders uit. Het is een van de feiten die vaak over het hoofd worden gezien en die steeds zwaarder zullen meetellen in de discussies of het versneld ophogen van de pensioenleeftijd wel realistisch is. Volgens de huidige wetgeving vindt een automatische ophoging plaats als levensverwachting stijgt. Die verwachting wordt ieder jaar berekend.
Vroeger stoppen kan, maar is duur
In tien jaar tijd is de gemiddelde leeftijd waarop werknemers in Nederland uit dienst treden van 61 naar 64,4 jaar gegaan. Die ontwikkeling zal zich nog wel wat doorzetten, maar vanwege de met de leeftijd toenemende kans op gezondheidsklachten is de grootste rek er wel uit.
Het staat iedereen vrij om eerder te stoppen met werken. Het is meestal wel duur. Vanaf vijf jaar voordat er recht is op AOW, bieden veel pensioenregelingen de mogelijkheid om de pensioenuitkering naar voren te halen. Het uit te keren bedrag per jaar, meestal opgebouwd via de werkgever, wordt daarbij over de resterende uitkeringsperiode verlaagd. Het komt ongeveer neer op 5 à 7 procent per jaar vervroeging. Het is verstandig naar het bedrag te kijken, niet naar percentages. Als iemand 60 procent van 100.000 euro overhoudt, is dat heel wat anders dan 60 procent van 35.000 euro.
Nog steeds worden bij reorganisaties en fusies met bedrijven royale sociale plannen afgesproken. Die maken het mogelijk om eerder met pensioen te gaan, hoewel de overheid dergelijke afspraken fiscaal ontmoedigt. Ze zijn vaak bedoeld om gedwongen ontslagen te voorkomen en jongeren een kans te geven hun baan te behouden.
Een tweede mogelijkheid is om niet met pensioen te gaan maar wel korter te gaan werken. Dat speelt steeds sterker omdat verschillende mensen het doorwerken tot de flink opgehoogde AOW-leeftijd niet volhouden, met name lager opgeleiden niet. Steeds meer bedrijven stappen over op de 80-90-100-procentregeling: 80 procent werken met behoud van 90 procent van het inkomen en 100 procent pensioenopbouw. „Dat gaat als een olievlek”, zegt cao-onderhandelaar Chris Baggerman van de RMU. Als voorbeeld noemt hij de groente- en fruitsector, waar recent een regeling van 80-92,5-100 is afgesproken. Niet onbelangrijk voor de RMU-achterban, benadrukt hij, omdat in de leeftijdsgroep waar het om draait veel echtgenotes geen inkomen hebben, waardoor er geen ruimte is voor dure regelingen.
Maatschappelijke druk neemt toe
Hoofdprobleem bij de uiterst ingewikkeld pensioendiscussie is de aanhoudend lage rente. Die is een gevolg van het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB), die al enkele jaren de geldkraan wijdopen heeft staan om de economie te stimuleren. De lage rente nekt pensioenfondsen, die hierdoor meer geld moeten reserveren voor toekomstige pensioenuitkeringen. Er is sprake van een dubbele vergrijzing: de babyboomgeneratie gaat met pensioen terwijl tegelijk de levensverwachting stijgt. In de jaren vijftig van de vorige eeuw (toen de AOW werd ingevoerd) was de gemiddelde levensverwachting 72 jaar. De voorbije jaren was dat gestegen tot ruim 81 jaar.
Bedrijven zijn van de zogenaamde eindloonregeling massaal overgestapt op de wat goedkopere middelloonregeling. In het laatste geval wordt bij het berekenen van de pensioenuitkering uitgegaan van het gemiddelde in plaats van het laatstverdiende salaris. Onder druk van internationale fiscale wetgeving en ook omdat het nog goedkoper is, wordt de laatste tijd een volgende stap gezet richting de cdc-regeling, collective defined contribution. Die komt er enigszins versimpeld op neer dat het vooraf niet exact vaststaat welk pensioen er uiteindelijk wordt uitgekeerd.
Langer werken blijkt in de praktijk niet eenvoudig. Gemiddeld beginnen gezondheidsklachten bij mensen met een zwaar beroep rond hun 53e levensjaar, tegenover het 72e levensjaar voor mensen die minder zwaar belast worden. Bovendien heeft die laatste groep veel meer mogelijkheden om vervroegd met pensioen te gaan, doordat er veel meer geld is ingelegd. De vrees bestaat dat de kloof tussen hoger en lager opgeleiden daardoor steeds verder toeneemt. Vervroegd met pensioen gaan wordt een luxe.
Verder neemt het aantal ziektemeldingen in de leeftijdsgroep van 60 tot 67 jaar fors toe. Uitzonderen van zware beroepen –ooit een verder uit te werken afspraak tussen kabinet en vakbonden– blijkt in praktijk uiterst lastig (en duur).
De maatschappelijk druk om alsnog eerder te stoppen, groeit. Bij het nieuw te vormen kabinet-Rutte III ligt de pensioenkwestie eveneens op tafel. Een mogelijkheid is de flexibilisering van de AOW-leeftijd, waarbij de werknemer meer vrijheid krijgt de uitkering naar voren te halen of naar achteren te schuiven. Voor de lagere inkomens kan dat worden gekoppeld aan een toeslag om te voorkomen dat iemand onder het sociaal minimum zakt. Of dat haalbaar is? Volgens recente berichten van het Actuarieel Genootschap –de pensioenberekenaars bij uitstek– is in dat geval een forse belastingverhoging onvermijdelijk.
Op termijn is wellicht een constante AOW een oplossing. Drie aan het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut verbonden hoogleraren hebben dat voorgesteld. In dat geval is er een vaste verhouding tussen het aantal AOW-jaren en het aantal werkjaren. Daarmee zouden grote verschillen tussen sociale klassen moeten worden overbrugd. Het is iets duurder, maar de AOW-leeftijd stijgt daardoor veel gematigder. Om een voorbeeld te geven: voor mensen die in 1975 zijn geboren, zou de AOW-leeftijd dan uitkomen op 68 jaar in plaats van 70 jaar, als de huidige wet wordt gevolgd.
De RMU spreekt van „een mooie tussenoplossing.” Woordvoerder Chris Baggerman: „De constante AOW-leeftijd van 65 jaar zoals tot voor kort, is onhoudbaar vanwege de onbetaalbaarheid. De huidige automatische koppeling aan de levensverwachting is eveneens onhoudbaar omdat het langer doorwerken niet voor iedereen haalbaar en/of wenselijk is. Daarom bepleit de RMU een systematiek waarbij de verhoging van de levensverwachting evenwichtig wordt verdeeld over langer werken en verhoging van de pensioenleeftijd.”
CêlaVíta wil geen groepen bevoordelen
Bij CêlaVíta wordt het ouderenbeleid gezien als een onderdeel van het totale beleid. „Wij willen niet specifiek één groep bevoordelen. We richten ons op een veilige en gezonde werkplek voor alle medewerkers”, zegt Johan Koolen. Hij is als HR-directeur verantwoordelijk voor het personeelsbeleid van McCain Europa en was betrokken bij de cao-onderhandelingen in Wezep.
McCain heeft in Nederland een kleine 800 man in dienst en wereldwijd circa 20.000. Bij dochteronderneming CêlaVíta werken zo’n 300 mensen. Het bedrijf in Wezep heeft binnen McCain een eigen arbeidsvoorwaardenpakket dat „aansluit op de specifieke situatie en historie.”
Waarom maken niet meer mensen gebruik van de regeling om een dag per week korter te werken?
„De afspraken bestaan nog niet zo lang. Daarnaast worden ook individuele afspraken gemaakt met medewerkers die moeite hebben met de werkbelasting.”
Is er sindsdien sprake van minder ziekteverzuim?
„Die effecten zijn nog niet zichtbaar. De optie bestaat nog niet zo lang, deelname is relatief beperkt. Daarnaast blijft het moeilijk om een eenduidige relatie te leggen met verzuimcijfers, omdat die door veel factoren worden bepaald.”
Zou deelname niet worden vergroot door als werkgever nog meer vrije dagen toe te voegen?
„Wij willen niet specifiek één groep bevoordelen. Aandacht voor gezond werken is voor al onze medewerkers van belang.”
Jullie nemen pensioendoorbetaling en twee vrije dagen voor jullie rekening. Hoeveel kost dat het bedrijf?
„Over de kosten doen wij geen uitspraken.”
Komt het onderwerp de komende jaren niet terug op de onderhandelingstafel, omdat fysiek zware arbeid pas bij 65 en ouder echt zijn tol eist?
„Wij zouden geen specifieke leeftijd aan overbelasting willen koppelen. Dat is afhankelijk van de persoon en zijn omstandigheden.”