Waarom groeien vakorganisaties niet?
Het is kritiek die je de laatste jaren vaker hoort: „De vakorganisatie is voor grijze muizen.”
De vakorganisatie heeft steeds meer het imago van een slinkend clubje ouderen die angstvallig proberen vast te houden aan het verleden en weinig innovatief zijn. Misschien zit daar wel een kern van waarheid in. Maar angst voor verandering en voor het onbekende speelt bij veel mensen. Het is eerder regel dan uitzondering.
Bijzonder is dat uit onderzoek dat TNO en CBS sinds 2013 uitvoeren, blijkt dat werknemers juist heel tevreden zijn over de cao in hun bedrijf en over de manier waarop de vakorganisatie hun belangen behartigt. Ook voor werkgevers is het bestaan van cao’s best belangrijk.
Daar komt bij dat het vertrouwen in vakorganisaties stelselmatig ruimschoots groter is dan het vertrouwen in de regering, de Tweede Kamer en grote ondernemingen. De vraag die zich dan aandient is: Waarom vertaalt deze hoge mate van tevredenheid en vertrouwen zich niet in meer leden die zich aansluiten bij deze vakorganisatie?
Hiervoor geven de ondervraagden in het onderzoek van TNO en CBS overwegend deze twee antwoorden: „te duur” en „nooit serieus over nagedacht.” Belangrijk is het gegeven dat in de huidige tijd het solidariteitsbeginsel steeds meer naar de achtergrond verdwijnt. Mensen stellen steeds vaker de vraag wat iets hun persoonlijk oplevert.
Deze vraag lijkt voor vakorganisaties maar moeilijk te beantwoorden. De achterliggende jaren is de aandacht vooral gericht geweest op het beïnvloeden van het landelijke beleid. Echt luisteren naar wat de leden belangrijk vinden, is er lang niet altijd bij.
Helaas blijken vakorganisaties niet goed te zijn in veranderen. Er komen weinig vernieuwende ideeën naar boven. Het is van groot belang dat vakorganisaties kritisch naar zichzelf gaan kijken en hun werkwijze aanpassen. Ze moeten werken aan moderne belangenbehartiging en oog hebben voor de diverse belangen van de leden. Wellicht moeten ze cao-afspraken maken die alleen voor hun leden van toepassing zijn?
Aan de andere kant kan er ook bij potentiële leden verantwoordelijkheid gelegd worden. „Nooit over nagedacht” of „te duur” is maar een mager excuus.
Nooit over nagedacht? Ga dan eens nadenken! Bedenk wat je belangrijk vindt, bespreek die dingen met collega’s en deel ze met de vakorganisatie. Met jullie steun kunnen we dan de dialoog met de werkgever aangaan.
Te duur? Hoe meer mensen er lid zijn, hoe goedkoper het lidmaatschap kan zijn.
In 2015 bleek uit onderzoek van McKinsey dat het lidmaatschap van een vakorganisatie loont. In Zweden, waar 70 procent van de werknemers lid is, is het loonaandeel van het bruto binnenlands product (bbp) in de afgelopen twintig jaar gelijk gebleven, terwijl dit in Nederland is gedaald. Met 1 procent loonsverhoging over een salaris van 2000 euro per maand is de gemiddelde contributie (circa 160 euro) terugverdiend. Dus per saldo levert een loonsverhoging van 2 procent mét lidmaatschap bijna evenveel op als een loonsverhoging van 1 procent zónder lidmaatschap. En dan hebben we het nog niet gehad over de vele andere voordelen van het lidmaatschap.
Kortom: vakorganisaties hebben weliswaar minder leden dan twintig jaar geleden, maar ze hebben nog wel degelijk een belangrijk aandeel in het functioneren van de arbeidsmarkt en de maatschappij. Zorg dat je erbij bent.
De auteur is juridisch medewerker collectieve belangenbehartiging bij vakorganisatie RMU. Reageren? sociaal@refdag.nl