Dreigen met behandelstop zou laatste redmiddel moeten zijn
Zeeuwen met psychische klachten sloeg maandag mogelijk de schrik om het hart. Veel media meldden met onheilspellende koppen dat het niet was uitgesloten dat dé regionale ggz-instelling Emergis een opnamestop zou instellen. Zulke berichten kunnen erin hakken; zeker wanneer iemand niet kan uitsluiten dat hij of zij of een ander uit de familiekring binnenkort moet worden opgenomen om een noodzakelijke therapie te ondergaan. Dreigt er dan een gesloten deur?
Berichten over dreigende opnamestops zijn niet uniek; noch in de ziekenhuiszorg, noch in de thuiszorg. Ook niet in de ggz; Queeste en G-kracht, beide gevestigd in Noord-Holland, gingen de Zeeuwse zorgaanbieder al voor. Dat duidt op een bredere onderliggende problematiek die straks, wanneer het zomerreces van de Tweede Kamer voorbij is, ook serieuze politieke aandacht verdient.
De vraag welke plichten de overheid heeft om dreigende behandelstops te voorkomen, roept in Den Haag als vanouds verdeelde reacties op. Sommige partijen benadrukken het genoeg te vinden dat zorgverzekeraars een zorgplicht hebben. Daarmee bedoelen zij dat verzekeraars altijd met meerdere ggz-instellingen contracten moeten afsluiten. Een verzekerde kan dan altijd ergens terecht, ook wanneer de dichtstbijzijnde zorginstelling door een financieel conflict met zijn verzekeraar aan de noodrem trekt. Uitzonderingen daargelaten is het echter beslist onwenselijk dat patiënten bij behandelstops te horen krijgen dat ze een provincie verderop nog wel terechtkunnen. Alleen verwijzen naar de zorgplicht biedt dan ook onvoldoende soelaas.
Tal van signalen wijzen erop dat verzekeraars en instellingen in de ggz bij het onderhandelen over zorgcontracten veelvuldig werken en rekenen met gemiddelde prijzen per patiënt. Ook bij therapieën voor patiënten met een complexe zorgvraag. Dat is onwenselijk. Zulke behandelingen duren immers vaak langer en vormen door het afgesproken gemiddelde voor de zorgaanbieder al gauw een zogenaamd financieel risico. Voelt zo’n aanbieder zich dan ook nog eens in een te strak financieel keurslijf geperst, dan liggen escalatie en het dreigen met patiëntenstops al snel op de loer.
Zeker voor lastig behandelbare groepen, zoals mensen met persoonlijkheidsstoornissen of autisme, moeten verzekeraars en zorgaanbieders daarom aparte afspraken maken, en als het even kan ook meerjarige. Niet elke piek in de vraag naar specialistische ggz-zorg hoeft dan meteen te leiden tot paniek. Intussen mag van zorgaanbieders wijze terughoudendheid worden verwacht. Via de media een dreigende patiëntenstop aankondigen, kan een effectief drukmiddel zijn, maar het effect ervan op kwetsbare hulpvragers is vaak groot. Om die reden hoort het beslist het laatste redmiddel te zijn waar een instelling naar grijpt.
En terzijde, recent nog liet minister Schippers van Volksgezondheid weten dat 280 miljoen euro van het begrote bedrag voor ggz-zorg nog niet is uitgegeven. Alle reden dus om ervan uit te gaan dat het totale ggz-budget toereikend is. En dat dit verdelingsvraagstuk ook zonder spierballentaal kan worden opgelost.