Column: De boodschap van een ijsvogel
Hé pa, kijk, een ijsvogel! Het is mijn laatste vakantiedag. Met mijn jongste zoon peddel ik in onze kajak op de Hollandsche IJssel. Boven ons stapelwolken. Om ons heen ruisend riet. Voor en achter ons het stille riviertje. Ineens scheert zo’n wonderbaarlijk mooi schepsel vlak voor ons langs.
We zien vandaag veel moois: een grote buizerd, een visdiefje, futen, meerkoeten, zwaluwen. Op een rivier die op nog geen 200 meter langs ons huis stroomt.
„Hé, wat heb je vandaag gedaan?” vraag ik aan diezelfde zoon als ik na mijn eerste werkdag weer binnenval. „Bij de sluis gekeken, de hele dag.” Op zijn camera laat hij de beelden zien. Baggerschuiten, jachten, er kwam van alles langs. Hij heeft een geweldige dag gehad.
Deze zomer waren we op vakantie in de Ardennen. Een huis in een kleine vallei, in een mooie landelijke omgeving, waar bos en akkers elkaar afwisselen. De graanoogst werd juist binnengehaald. Tot ’s avonds laat reden er combines op het land. Langs de tuin van ons huis stroomde een beekje. Toen we achteraf aan de jongsten vroegen wat ze het fijnst hadden gevonden, wisten ze het gelijk: „De beek.” Met dat vervallen hutje erachter, aan de bosrand, waar een oude gasbrander en wat roestig gereedschap lagen.
Een terugkerend moment. Na afloop van je vakantie kijk je of het goed bevallen is. Het huis, de omgeving, de natuur en cultuur, de kosten, de afstand. Je filosofeert alvast een beetje over een volgende keer. Daarna pak je je werk weer op.
In mijn geval betekent dat: gelijk weer met je neus in grote vraagstukken waar we in het werk van Woord en Daad tegen aanlopen. Armoede, natuurrampen, conflicten, werkloosheid, migratie. Er zijn mensen die wel duizend dagen zouden moeten werken om de vakantie bij elkaar te sparen die wij als gezin gehad hebben. Het voelt alsof ik van de ene wereld in de andere stap.
Voordat de lezer bang wordt dat ik met schuldgevoelens rondloop over het feit dat we op vakantie geweest zijn: nee, die heb ik niet. Er zijn allerlei verklaringen voor waarom miljoenen mensen niet op vakantie kunnen, maar moeten vechten voor hun bestaan. Die situatie los ik niet op door thuis te blijven. Ik zie het als een voorrecht dat we het als gezin zo goed hebben. En dat we elk jaar op vakantie kunnen, is iets bijzonders wat niet voor iedereen is weggelegd. Het is ook een periode van op verhaal komen, om daarna je taken weer fris op te kunnen pakken in gezin, kerk of maatschappij.
Wel stel ik mezelf voor hoe het zal zijn als onze kinderen volwassen zijn, Deo volente. Als Christus’ tweede komst dan nog niet heeft plaatsgevonden… Kijken we om ons heen, dan groeit wereldwijd de ongelijkheid. Wij westerlingen hebben de wereld steeds meer aan onze voeten. De toerismesector groeit gestaag. Vakantie is voor velen een heilig ding. Aan de andere kant zijn er grote groepen mensen die steeds meer ‘opgesloten’ raken in armoede. Nog nooit waren er zo veel vluchtelingen. De religieuze spanningen zijn enorm. En dan de klimaatverandering: juist de armen van deze wereld worden steeds vaker en heviger getroffen door natuurrampen. Hoelang kan dat doorgaan? Wanneer keert de wal het schip en moeten we een drastische stap terug doen?
Ik raak er niet over uitgedacht, maar zoek een houding, een sleutel om met die vragen om te gaan. Met die verschillende werkelijkheden waar je gelijktijdig weet van hebt, omdat ze zich langs allerlei kanalen aan je opdringen.
Mijn zoontje geeft mij die sleutel. Zijn observaties roepen mij op om oog te hebben voor de schoonheid direct om mij heen. Voor Gods goedheid, die doorstraalt in Zijn schepping. In een ijsvogel die over het water scheert. In een kind dat zich verbaast over de dingen die het waarneemt. In een heerlijke maaltijd die thuis op tafel staat.
De afgelopen weken lazen we uit het Bijbelboek Prediker. Het sloot naadloos aan bij die observaties: eet, drink, geniet met je geliefden, geniet van het werk dat je mag doen. Prediker voegt er wel aan toe: „Weet dat God u om al deze dingen zal doen komen in het gericht… Vrees God en houd Zijn geboden.” En ook, voor iedereen die werk doet waarvan je je soms afvraagt wat de zegen erop is: „Werp uw brood uit op het water, want gij zult het vinden na vele dagen.”
Vanochtend, toen ik door de Krimpenerwaard en de Alblasserwaard naar het werk in Gorinchem reed, heb ik me verbaasd. Over de koeien die waadden door de mistige floers die boven de weilanden hing. Over de nevels die optrokken van de Vlist en de Lek. Over een vlucht ganzen tegen de ochtendzon. Op kantoor heb ik een koffietje getapt en ben ik vol goede moed aan de slag gegaan. Met dank aan mijn zoontje.
Evert-Jan Brouwer is politiek adviseur voor Woord en Daad.