Opinie

Uit de mond der kinderen

Ik weet niet hoe het u vergaat als u op vakantie bent, maar wij kunnen het vaak niet laten: even voelen aan de deur van een kerkje.

Lydia van Arnhem
21 August 2017 07:56Gewijzigd op 16 November 2020 11:16

En als die open is –wat doorgaans bij de rooms-katholieke godsgebouwen wel het geval is– ook even binnen kijken natuurlijk.

Even plaatsnemen op de oncomfortabele banken. De sfeer proeven, de geur opsnuiven, de taferelen in de gebrandschilderde ramen proberen thuis te brengen en natuurlijk –als rechtgeaarde Hollandse refo’s en dus grootgebracht met het orgel– speuren naar een pijpenfront.

Hoewel er doorgaans weinig te beleven is in die kerkjes, blijven ze toch trekken. Je móét er gewoon even naar binnen. Onbewust zijn we misschien toch op zoek naar een stukje innerlijke rust en gewijde stilte te midden van alle toeristische hectiek. Een moment van bezinning en alleen zijn met je gedachten. Overigens gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat ook de aangename koelte van zo’n kerk een belangrijke reden kan zijn om er even naar binnen te gaan.

Op een van de hete zomerdagen in onze vakantieregio kreeg ik in zo’n kerkje zomaar even een kinderlijk eenvoudige les mee. In een toeristisch oord zochten mensen massaal de toevlucht binnen de koele muren van de kerk. Zo ook wij. Ondanks de drukte was de stilte haast tastbaar en niemand haalde het in zijn hoofd om die te doorbreken. Tenminste, geen volwassene.

Jonge kinderen hebben daar geen boodschap aan. Onze jongste benut de holle nagalm van een kerkgebouw tenminste graag om te experimenteren met zijn eigen stemmetje. Zo ook nu en hij kreeg al snel versterking van een Duitse peuter. Vrolijke kindergeluiden braken de devote stilte en toverden een glimlach op de gezichten van mijmerende dagjesmensen en bezwete wandelaars.

Dezelfde peuter zat even later zachtjes prevelend op zijn vaders knie. Hij sprak zijn vader zachtjes na: „Vater, ich bete…” en er kwam nog een heel verhaal achteraan. Wat hij precies bad, is me ontgaan, maar het tafereeltje ontroerde me.

Ik moest denken aan een versje dat vroeger in mijn poëziealbum stond: „Overal op heel de wereld, bidden in hun eigen taal, kinderen tot dezelfde Vader…”

Maar wat me vooral raakte: hier zat een vader (en dan niet het type vader dat in ons refohokje zou passen) die te midden van tientallen toeristen de moeite nam om met zijn kind te bidden. Om zijn kind te léren bidden, hem de woorden voor te spreken.

Beschaamd moest ik vaststellen dat zoiets wellicht nooit in mij zou opkomen. Niet hier tenminste.

De Duitse peuter hief ondertussen zonder enige schaamte een melodieus „hal-lee-loe-jaa, hal-leeeeee-loeoeoe-hoe-jaaa!” aan. Mijn eigen dreumes haakte neuriënd bij hem aan. Hier was geen orgel nodig. Hier klonk in alle eenvoud Gods lof „uit kind’ren, ja uit zuigelingen monden.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer