Vaak kan scheppen in de Bijbel onmogelijk scheiden betekenen
De gedachte dat het woord ”scheppen” in de Bijbel als ”scheiden” moet worden opgevat, kan voor menige tekst beslist niet opgaan, stelt dr. P. de Vries.
Volgens Robert Braskamp moet, in navolging van prof. dr. E. J. van Wolde, Genesis 1:1 gelezen worden als: „In het begin scheidde God de hemel en de aarde” (RD 2-8).
Bij het woord ”moet” zet ik vraagtekens. Men kan deze vertaling verdedigen, maar het is niet bepaald de meest waarschijnlijke. De gedachte dat het woord ”scheppen” als ”scheiden” moet worden opgevat, kan voor menige tekst onmogelijk opgaan. Ik noem slechts Genesis 1:21 en 27. Ook voor Jesaja 45:7 is het niet de meest voor de hand liggende vertaling. Deze tekst eindigt immers met de woorden: „Ik, de Heere, doe al deze dingen.” De profeet maakt duidelijk dat de Heere absoluut soeverein is. Bij het woord ”scheppen” gaat het, in alle contexten waarbinnen het in het Oude Testament voorkomt, niet om aansluiting bij bestaande mogelijkheden of bij wat reeds bekend is.
Chaosmachten
Verbonden met de opvatting van prof. Van Wolde is de gedachte dat Genesis 1:1 een bijzin en geen onafhankelijke zin is. Feitelijk moet dan de vertaling zijn: „Toen God begon van het scheiden van hemel en aarde.” De vertalers van de Septuaginta gingen echter al uit van een zelfstandige zin.
In de opvatting van prof. Van Wolde is er al materie aanwezig, als de Heere met Zijn scheppingswerk begint. Die voorstelling vinden we ook wel in de wereld rond Israël. In Genesis 1 is echter geen sprake van chaosmachten die de Heere moet overwinnen. De chaosmachten van Rahab en Leviathan worden in het Oude Testament veelal op machtige rijken betrokken die zich tegen de Heere hebben verzet.
Kader
Genesis 1:1 geeft de gebeurtenis weer waarop datgene wat volgt voortborduurt. Een andere mogelijkheid is het op te vatten als een samenvatting van wat komt. Al wordt in Genesis 1:1 niet uitdrukkelijk de schepping uit het niets verwoord, het is wel een gewettigde conclusie. God staat boven heel deze werkelijkheid en gaat eraan vooraf. Daarin onderscheidt de God van Israël Zich van alle goden die geen goden zijn. Dat was in de oudheid zo en dat is nog zo.
De eerste hoofdstukken van Genesis geven antwoorden op vragen die altijd zijn gesteld. Waar komen wij en de wereld om ons heen vandaan? Wat is de plaats van de mens in deze wereld? Waarom moeten alle mensen sterven? De antwoorden die hier worden gegeven, zijn de juiste.
Braskamp heeft gelijk dat Genesis 1 niet spreekt in termen van oorzaak en gevolg, zoals de wetenschap. Dit Bijbelhoofdstuk verhaalt het ontstaan van deze wereld, met alle variatie die hij vertoont, vanuit God als de handelende Persoon. Datgene wat de Schrift ons hier verhaalt, is wel het kader waarbinnen een christen wetenschap moet beoefenen.
De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente Boven-Hardinxveld en docent aan het Hersteld Hervormd Seminarie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.