Genesis 1 is geen ‘bewijs’ voor de schepping
Omdat de eerste Bijbelwoorden moeten worden vertaald met „In den beginne schéídde God de hemel en de aarde”, kan deze passage niet het antwoord zijn op de vragen rond schepping en evolutie, poneert Robert Braskamp.
In discussies rond geloof en wetenschap, zoals die rond het boek ”En de aarde bracht voort” van prof. G. van den Brink, is Genesis 1 altijd hét hoofdstuk dat de schepping moet ‘bewijzen’. Reden om dit hoofdstuk eens onder de loep te nemen.
Genesis 1 begint met de zin: „In den beginne schiep God de hemel en de aarde.” Het woord ”schiep” is de vertaling van het Hebreeuwse woord ”bara”. Dit wordt vaker vertaald met ”scheppen”, bijvoorbeeld in Jesaja 45:7: „Ik formeer het licht, en schep (bara) de duisternis; Ik maak de vrede en schep (bara) het kwaad, Ik, de Heere, doe al deze dingen.” Ook dit Bijbelvers heeft christenen overigens altijd voor raadsels gesteld: Is God de bron van het kwaad? Dat is toch ondenkbaar?
Scheiden
Prof. E. J. van Wolde, hoogleraar exegese van het Oude Testament aan de Radboud Universiteit Nijmegen, heeft dit probleem behandeld in haar oratie ”Terug naar het begin” (9 oktober 2009). Zij wijst erop dat ”bara” niet ”scheppen” betekent maar ”scheiden”. Gods scheppend handelen wordt, zo betoogt zij, beschreven met de werkwoorden ”asa” (maken) en ”jatsar” (formeren). Dat zien we ook terug in het genoemde vers uit Jesaja: „Ik formeer (jatsar) het licht en scheid (bara) die van de duisternis, Ik maak (asa) de vrede en scheid (bara) die van het kwaad.”
In Genesis 6:7 lezen we: „Ik zal de mens, die Ik geschapen (asa) heb, verdelgen van de aardbodem.” En in Psalm 121:2: „Mijn hulp is van de Heere, Die hemel en aarde gemaakt (asa) heeft.”
Het onderzoek naar Genesis 1:1-3 door prof. Van Wolde maakt duidelijk dat deze passage niet het antwoord op de vragen rond schepping en evolutie biedt. Hoe zit het dan met deze vragen? Want de Bijbel getuigt op vele andere plaatsen nog altijd van het scheppend handelen van God.
Mysterie
Rabbijn Abraham Heschel (1907-1972) schrijft in zijn boek ”God zoekt de mens” dat de Bijbel en de wetenschap in feite langs elkaar heen redeneren: „Genesis heeft niet de bedoeling iets uit te leggen. Het mysterie van het ontstaan van deze wereld wordt in geen enkel opzicht begrijpelijker gemaakt door een vaststelling als: „In den beginne schiep God de hemel en de aarde.””
Heschel zet de verschillen uiteen: wetenschap vraagt naar oorzaken en gevolgen, terwijl de Bijbel ons vooral wil wijzen op de relatie tussen de Schepper en het heelal. „Liever dan de wereld te verklaren in aan de natuur ontleende categorieën, zinspeelt de Bijbel op wat de natuur mogelijk maakte, te weten een vrije daad van God.”
Eerbied
Als we Job 38 lezen, wordt ons duidelijk dat we van Gods scheppingsdaden niets kunnen begrijpen. Hoe Hij de wereld geschapen heeft, zal voor ons stervelingen op aarde altijd een raadsel blijven. In artikel 13 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis staat: „En aangaande hetgeen Hij doet boven het begrip des menselijken verstands, datzelve willen wij niet curieuselijk onderzoeken, meer dan ons begrip verdragen kan; maar wij aanbidden met alle ootmoedigheid en eerbied de rechtvaardige oordelen Gods, die ons verborgen zijn.”
Op dit punt sluit ik me dan ook van harte aan bij Jos Quist (RD 21-7). Soms vinden wij een paradox tussen wat de Bijbel zegt en wat de feiten zijn. Gelukkig kunnen we altijd vertrouwen op Hem, Wiens gedachten hoger zijn dan de onze. Niet Genesis 1 maar God is het juiste antwoord!
De auteur studeert rechtsgeleerdheid en Hebreeuws & Joodse studies aan de Universiteit van Amsterdam.