Column: Overheid mag werkzame zestiger beter helpen
Door de stijgende AOW-leeftijd is het noodzakelijk dat Nederlanders langer doorwerken. Zij moeten langer inzetbaar zijn én blijven voor (verschillende) werkgevers.
In het zomernummer van Elsevier staat een interview met demissionair minister van VWS Schultz van Haegen. Ze is 47 en zegt: „Ik voel me nog niet uitgeleerd. Ik ben pas op de helft van mijn leven.” Zij geeft aan duurzaam inzetbaar te willen zijn. Natuurlijk weet ik wel dat zij kansen heeft die anderen niet hebben. Maar toch.
Blijven leren is in het belang van iedereen: jezelf, de werkgever en de samenleving. Daarom moeten scholing en ontwikkeling voor iedereen toegankelijk zijn: voor zowel vaste werknemers als flexwerkers, voor laag en hoog opgeleiden, voor jongeren en ouderen. En daar valt momenteel nog wel wat op af te dingen.
Want allerlei voornemens om de duurzame inzetbaarheid van de Nederlandse werknemer op te vijzelen hebben vooralsnog weinig zoden aan de dijk gezet, blijkt uit analyses. Het gemiddelde aantal opleidingsuren per werknemer of werkzoekende neemt sinds het begin van deze eeuw zelfs gestaag af. En nog altijd krijgen laag geschoolden en flexwerkers minder vaak scholing dan hoger opgeleiden. Goed, over een periode van twee jaar bezien geeft 40 procent van de werkenden en 20 procent van de werklozen aan wel een cursus of training te hebben gevolgd, maar het zijn nagenoeg altijd korte trainingen. Eenmaal in de twee jaar een opleiding of cursus van maximaal dertig uur is niet voldoende om bij te blijven in deze tijd van snelle en voortdurende ontwikkeling.
Nederland geeft in vergelijking met andere Europese landen bitter weinig uit aan scholing. In 2014 was dat in Nederland per werkloze, voor een cursus, ruim 3 euro. De gemiddelde uitgave van alle Europese landen hiervoor is 6 euro. Onderwijsinstellingen blijken door de overheid nauwelijks te worden gestimuleerd om opleidingen aan te bieden voor mensen die al werken. Bovendien lukt het niet om een goede (fiscale) financieringsvorm te regelen voor duurzame inzetbaarheid.
Sinds mei 2016 zijn er wel scholingsvouchers voor mensen die willen overstappen naar een beroep waar een tekort aan is, maar het budget van 36 miljoen euro is op en er liggen nog duizenden verzoeken op de plank. Ook kan er met ingang van het studiejaar 2017/2018 onder bepaalde voorwaarden geld worden geleend om college- of lesgeld te betalen. Deze regeling, het levenlanglerenkrediet, geldt voor mensen tot 55 jaar. Maar meer is er niet.
Volgens mij moet de overheid de duurzame inzetbaarheid veel meer aanjagen en faciliteren, wil ze zichzelf serieus nemen. Want we worden geacht te werken tot ons 67e jaar of zelfs langer. Houd je dat vol als zestigplusser met een zwaar beroep? Of als je als werkloze vijftiger maar niet aan de slag komt?
Hoewel de werknemer voor een belangrijk deel zelf verantwoordelijk is voor zijn duurzame inzetbaarheid, is het meer dan billijk dat ook de werkgever een bijdrage levert. Dat kan door het zoeken naar mogelijkheden om het werk van oudere werknemers aan te passen, door de werkdruk te verminderen en door scholing aan te bieden. Dat kan door de jonge werknemer te activeren, door studiemogelijkheden aan te bieden en hem ervan te doordringen dat rust op de langere termijn roest. Investeren in je werknemer werpt vruchten af. De werknemer heeft meer plezier in het werk en de werkgever ziet de arbeidsproductiviteit groeien.
De auteur is bestuurder bij de christelijke vakorganisatie CGMV. Reageren? sociaal@refdag.nl