Af en toe ben je toch een halve dierenarts, zegt de hoefsmid
Dierenarts wilde hij worden. Inmiddels is Steven Dorresteijn (38) twintig jaar hoefsmid. „Soms voel ik me in dit beroep toch een halve dierenarts. Zo kun je bij paarden met peesproblemen met speciaal beslag al heel veel oplossen.”
In zijn tienertijd liep Dorresteijn op zaterdagen geregeld met een veearts mee. „De boer op, dat sprak me aan. Overal rondkijken. Maar dat massale, al die koeien en varkens, die grote schuren, ik wist niet of dat iets voor me zou zijn. Het zou ook jaren studeren worden.”
Het toekomstperspectief wijzigde toen Steven op een open dag kennismaakte met een opleiding tot hoefsmid. „Dat vak leek me wel wat. Nog steeds vind ik het een mooie combinatie: met dieren bezig zijn en tegelijk heel praktisch met ijzer en vuur, met hamer en tang in de weer om hoefijzers passend te maken.”
Kreupel
Deze maandagmiddag is Dorresteijn net terug van een rit langs drie adressen waar hij paarden heeft beslagen. Zijn klantenkring, een afwisselende mix van particuliere stallen, maneges en sportstallen, heeft de hoefsmid tot op een halfuur rijden van zijn woonplaats Renswoude, tussen Barneveld en Veenendaal. „Bij een melding dat een paard kreupel loopt of een ontsteking bij de hoef heeft, wil ik er graag nog dezelfde dag naartoe. Dan moet het niet te ver uit de buurt zijn.”
In zijn bedrijfsauto heeft Dorresteijn een gasoven waarmee hij de hoefijzers kan verhitten. „Af en toe besla ik wel hier bij huis, als dat beter uitkomt.” Liever ziet hij een paard in de eigen omgeving. „Je kunt hier wel mooi en netjes beslaan, maar als het paard thuis alleen maar in de prut en de modder loopt, wordt het ijzer er soms zo weer afgetrapt. Met die wetenschap besla ik dan liever iets nauwer om dat te voorkomen.”
Globaal om de twee maanden treft Dorresteijn dezelfde dieren. „Hoefijzers moeten al te veel slijtage van de hoeven tegengaan. Een ijzer gaat zes tot acht weken mee, mede afhankelijk van de ondergrond waarop het paard loopt. Is het ijzer nog niet versleten, dan zal in elk geval, net als bij onze nagels, de hoef gegroeid zijn. Daar moet dan wel een stuk van worden afgeknipt of afgesneden. Die hoef kan niet onbeperkt doorgroeien, anders krijgt het paard problemen bij het lopen.”
Per dag kan Dorresteijn vijf of zes paarden ‘rondom’ beslaan. „Eerst de voet correct bekappen en daar het ijzer op aanpassen, dat is de manier”, zegt hij. „Is het alleen bekappen, dan kun je er wel vier in een uur doen. Een paard staat niet van blijdschap te hinniken als ik arriveer, maar als je goed beslaat, voelt het er niets van.” Het komt wel precies. „De nagels waarmee je het hoefijzer bevestigt, moet je in de witte lijn slaan, de overgang tussen wand en zool. Die is zo’n 4 millimeter breed. Met recht millimeterwerk dus.”
Zwaar werk vindt de Renswoudenaar het hoefsmeden niet. „Je went eraan. Is een paard goed opgevoed en gewend z’n voet op te tillen, dan is het prima te doen. In de beginjaren was het hoe gekker hoe mooier. Toen vond ik het prachtig als ik een onrustig dier toch in bedwang kon houden. Wanneer een paard nu niet stil wil staan, kom ik later wel terug. Ik ben geen paardentemmer.”
Nooit heeft Dorresteijn spijt gehad van de keuze om hoefsmid te worden. „Het geeft altijd weer een kick als je een paard dat wat mankeerde later toch weer gewoon goed ziet lopen. Bij een hoefzweer kan dat de volgende dag al zijn. Soms is een lang traject met speciaal beslag gewenst. Dan geeft het wel voldoening als je het paard uiteindelijk terugziet op een concours.”
zomerserie Vergeten ambachten
Over oude beroepen die, soms in een nieuw jasje, nog altijd worden uitgeoefend. Deel 3: de hoefsmid.
Circa 300 hoefsmeden
De Nederlandse Vereniging van Hoefsmeden telt circa 300 leden en dat aantal groeit gestaag. Hoefsmid is geen beschermd beroep. „Daarom geef ik wekelijks een dag les aan toekomstige hoefsmeden, om toch zo veel mogelijk mensen met een diploma op pad te sturen”, zegt Steven Dorresteijn. Sommige hoefsmeden, onder wie Dorresteijn, zijn gediplomeerd hoefsmidspecialist. Zij hebben extra kennis over orthopedisch beslag (bij revalidatie of om een nadelige gang of stand van de hoeven te corrigeren) en therapeutisch beslag (bij ziekten en aandoeningen). Het vak veranderde door de jaren heen weinig, meent de Renswoudenaar. „Wel heeft onderzoek meer inzicht gegeven in het bewegingsapparaat van het paard. Hoefsmid, dierenarts en instructeur werken meer samen. Vroeger zat ieder in z’n eigen wereld.”