Klompvoetjes zijn goed behandelbaar
Een klompvoet (medische naam ”talipes equinovarus”) is een aangeboren afwijking die bij een op de 800 pasgeborenen voorkomt. Er worden tweemaal zo veel jongens als meisjes met een klompvoetafwijking geboren. Tevens hebben jongens vaker dan meisjes twee klompvoeten.
Bijna altijd spelen erfelijke factoren een rol. De naam klompvoet geeft veelal verwarring, omdat de aandoening niets met een klomp te maken heeft. Het Engelse ”clubfoot” (club staat voor golfstok) is in dat opzicht een betere benaming.
De afwijking begint al onder de knie: de pezen en spieren in het onderbeen zijn anders aangelegd. De voetafwijking bestaat meestal uit verschillende onderdelen: de voet staat naar beneden gekanteld –de zogeheten spitsstand– en is tegelijk naar binnen gekanteld, wat wordt aangeduid als ”varus”-stand. De voorvoet wijst naar binnen (de ”adductus”-stand), waardoor een komma- of banaanvorm ontstaat. Ook is er sprake van een te korte achillespees.
Door de afwijking in de weke delen van de voet ontstaat een vervorming in kuit, voet en achillespees. Deze vier standafwijkingen worden met de gangbare behandeling zo goed mogelijk verholpen. Maar zoals voor vrijwel alle afwijkingen geldt: de ene klompvoet is de andere niet. Er zijn gradaties: het ene voetje is soepeler en makkelijker te behandelen dan het andere. Daarom wordt elke klompvoet nauwkeurig onderzocht om de juiste behandeling te kunnen bepalen. Veelal blijft sprake van een wat dunnere kuitspier en blijft de aangedane voet iets kleiner dan de niet-aangedane voet.
Bij de meeste kinderen met (een) klopvoetje(s) is de afwijkende voetstand al tijdens de zwangerschap, bij de 20 wekenecho, te zien. Voor ouders is het goed om te weten dat behandeling (in een gespecialiseerd klompvoetcentrum) bij meer dan 90 procent van de kinderen een goed resultaat heeft. Dit houdt in dat kinderen met (een) klompvoet(en) hun voet(en) volledig en pijnloos kunnen belasten, gewone schoenen kunnen dragen en geen beperkingen hebben in hun dagelijks leven.
De Spaanse arts Ignacio Ponseti ontwikkelde een behandelmethode waarbij klompvoetjes zonder operaties worden gecorrigeerd. Deze behandeling is in Nederland sinds enkele jaren voorbehouden aan een beperkt aantal ziekenhuizen, de klompvoetcentra, waarbij er een nauwe samenwerking bestaat tussen de orthopedisch kinderchirurg, gipsverbandmeesters en de instrumentenmaker van het ziekenhuis.
De behandeling start met zes tot acht wekelijkse therapiesessies en zogeheten gipsredressies, waarbij de voet steeds meer in de goede richting gezet wordt. Na elke sessie worden de voet en het been tot de lies voorzien van gips om het resultaat te behouden. Na ongeveer zes weken volgt vaak een achillespeesklieving –een kleine ingreep– en daarna nog een periode van drie weken in het gips. Hierna draagt het kind drie maanden lang min of meer continu –23 van de 24 uur– een brace.
Na deze drie maanden mag de brace overdag af en houdt het kind tot het ongeveer vier jaar is deze alleen ’s nachts en gedurende slaaptijden aan. Dit om terugval te voorkomen. Het gewenste resultaat (goed functionerende pijnloze voeten) wordt in meer dan 90 procent van de gevallen zonder operatie bereikt. In de overige gevallen is alsnog een operatie nodig. Dankzij de methode van Ponseti is het dragen van orthopedische schoenen zelden meer nodig.