Een Zuid-Europese ontdekking

Behalve door toeristen uit Duitsland is Calabrië nog maar nauwelijks ontdekt. Toch heeft de zuidpunt van het Italiaanse schiereiland veel te bieden. Zon, zand en zee in overvloed, terwijl ook de cultuurminnaar aan z’n trekken komt. Bovendien biedt het binnenland -en dan vooral het Aspromontegebergte- een keur aan vrijwel ongerepte natuur.

Peter van Olst
28 May 2004 10:36Gewijzigd op 14 November 2020 01:16
De ontmoeting met de Tyrreense Zee is overweldigend. Langs de kustlijn lokken de stranden. Foto RD
De ontmoeting met de Tyrreense Zee is overweldigend. Langs de kustlijn lokken de stranden. Foto RD

Op Lamezzia Terme Airport vallen de rust en de kleinschaligheid meteen op. Waar noordelijker gelegen Italiaanse luchthavens uiterst bedreven zijn in het opvangen van omvangrijke toeristenstromen, is hier de charter van Holland International -met kwartiermakers uit Nederland- nog een noviteit. Duitsers kennen ze in Calabrië inmiddels wel, maar dat is dan ook vrijwel de enige groep die zich hier als toerist meldt. Sowieso maakt de streek geen overdreven toeristische indruk.

Potentie heeft de achtergestelde en behoorlijk verarmde provincie wel degelijk. Dat blijkt al gauw als de A3, de enige snelweg in Calabrië, uitkomt aan de westkust. De aanblik van de Tyrreense Zee is overweldigend en langs de strakke kustlijn lokt het smalle, warme strand. Wie graag alleen wil zijn, kan zomaar even afdalen en een eigen plekje kiezen. Wie zich graag onder badgasten begeeft, moet even doorrijden naar sfeervolle dorpen zoals Amantea, Pizzo en Tropea.

Maffiasfeer
Niet overal is er strand. Wie zich zuidelijker begeeft, in de richting van de Straat van Messina en de grote kustplaats Reggio di Calabria, kronkelt soms langs steile hellingen, waarvan de voet zonder opsmuk in de Golfo di Gioia staat. Vanaf Reggio di Calabria buigt de weg langzaam naar links en biedt uitzicht over de Middellandse Zee. Hier en daar is er nog strand, maar al gauw duiken ook hier de uitlopers van het ruige Aspromontegebergte op, dat er vrijwel verlaten bijligt.

De Aspromonte is een van de drie nationale parken die Calabrië rijk is - noordelijker liggen de Sila en de Sila Grande. Helaas is het van de drie meteen ook het onveiligste, vanwege de traditie die de maffia er kent. Hoewel ze er niets mee te maken hebben, lijken diverse spookdorpen die dreigende maffiasfeer te ademen. In werkelijkheid zijn ze verlaten omdat de Italiaanse regering nooit besloten heeft het gebied van waterleiding en elektriciteit te voorzien.

De weg langs de Middellandse Zee is de enige echt begaanbare in dit gebied. Vanaf het dorpje Stracia buigt hij verder naar links en voert de automobilist terug naar het noorden. Rechts ligt nu de Ionische Zee. Her en der zijn de wachttorens te zien die het gebied in vroeger dagen moesten beschermen tegen rondtrekkende piraten of Turkse invallen. Zij stonden in verbinding met het oude fort dat nog fier overeind staat in Le Castella.

Dat fort vertelt al iets over de rijke historie van deze streek, maar meer nog gebeurt dat in het noordelijker gelegen Crotone. Deze stad was al in de vroeghelleense tijd een Griekse kolonie, waarvan er in Calabrië overigens meer terug te vinden zijn. In Crotone stichtte ooit de presocratische filosoof Pythagoras, bekend van zijn stelling over de driehoek en zijn ontdekking van de macht van het getal, een eigen religieuze orde. We spreken dan over ongeveer 525 voor Christus.

Waldenzenvervolging
Calabrië heeft sindsdien lange tijd tot het centrum van de wereld behoord. Zowel in de Griekse, als in de Romeinse, als later in de byzantijnse tijd -waarvan Calabrië nog een flinke tik heeft meegekregen- speelde de meeste economische bedrijvigheid zich rond de Middellandse Zee af. Vervoer over het water was toen nog het efficiëntst, en ook Calabrië heeft daar via havensteden als Crotone en Reggio di Calabria van geprofiteerd.

Van economische bedrijvigheid of wiskundigheid is in Calabrië tegenwoordig bitter weinig terug te vinden. Het beetje Duits toerisme dat er is, zorgt voor een klein beetje rijkdom, vooral aan de westkust. Het binnenland kent tal van authentieke dorpjes die teren op de veehouderij, maar meer nog op de olijven, bananen, amandel en citrusvruchten die de streek voortbrengt. Het is nauwelijks voor te stellen dat dit in de Europese Unie nog voorkomt.

Wat Calabrië van Pythagoras nog wel heeft overgehouden, is zijn spiritualiteit. De bewoners zijn devoot rooms-katholiek en daarbij erg gericht op de vorm. Processies zijn belangrijke gebeurtenissen, evenals de kerkgang op zondagochtend. Werkelijk feest in een stadje als Riace is het op 26 september, als de plaatselijke heiligen Cosmas en Damianus worden geëerd. Deze tweelingbroers, beiden medicus, werden in 303 in Syrië onthoofd bij een christenvervolging. In 1095 werd er bij Riace een klooster aan hen gewijd.

Overigens is ook de grond van Calabrië doordrenkt met christenbloed. Niet alleen doordat de machtspretenties van het Oost-Romeinse Rijk er botsten met die van de West-Romeinen, maar ook omdat er in de zestiende eeuw sprake was van een bloedige waldenzenvervolging. Een hele kolonie Calabrese waldenzen rond Giacomo Bonello en Gian Luigi Paschale is uitgemoord zonder dat het ooit echt tot West-Europa doordrong. Overigens blijkt dat aspect van het rijke Calabrese verleden ook weggedrukt voor de in (kerk)historie geïnteresseerde toerist.

Meer informatie over Calabrië: Nationaal Italiaans Verkeersbureau, tel. 00800-00482542.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer