Ontvoerde journalisten probeerden eerst te vluchten
Spoorloos-presentator Derk Bolt en cameraman Eugenio Follender hebben nog een vluchtpoging ondernomen voordat ze werden meegenomen door Colombiaanse guerrillastrijders. In tv-programma Jinek vertelden de twee dinsdagavond uitgebreid over de ontvoering door de beweging ELN.
Bolt en Follender vertelden wat ze hebben meegemaakt in Colombia tijdens hun ontvoering door guerillabeweging ELN. Een week lang werden ze vastgehouden. Zaterdag kwamen ze vrij. Maandagmiddag kwamen ze aan in Nederland. De twee maken programma’s voor het KRO-NCRV-programma Spoorloos.
Een gewapende motorrijder dwong Bolt en Follender te stoppen terwijl ze met hun auto onderweg waren. Toen hij hen van een meter of tien onder schot hield, besloten ze om te draaien en snel terug te rijden naar een dorp in de buurt. Ze dachten minder risico te lopen als ze tussen de mensen waren. Dat viel tegen: in het dorp werden ze alsnog door gewapende mannen gedwongen zich over te geven.
„We probeerden te de-escaleren”, vertelde Follender. Bolt legde uit wie ze waren, maar de gewapende mannen waren „heel nerveus en geïrriteerd”. Uiteindelijk werden ze meegevoerd en kwamen ze erachter dat ze in handen van guerrillero’s waren die hen aanzagen voor infiltranten. Een barre voettocht door de jungle volgde.
Bolt en Follender lieten weten dat toen ze eenmaal in handen van de rebellen waren gevallen, ze nooit met een vuurwapen zijn bedreigd. Bolt: „Ze waren gastvrij. We kregen als eersten koffie en een stoel.” Ook boden de guerrillastrijders de Nederlanders achteraf excuses aan voor de ontvoering.
De programmamakers zeiden dat ze op het verkeerde moment in de regio Catatumbo in het noorden van Colombia arriveerden. Een dag voor hun komst was er een leider van het ELN opgepakt, waardoor de sfeer in het gebied gespannen was.
Follender zei dat ze pas na terugkeer in Nederland tot het besef kwamen hoe er in eigen land met hen is meegeleefd. „Mijn dochter heeft me verteld hoeveel steun en sympathie er voor ons was. Daar zijn we heel dankbaar voor.”