Cadeautjes van de cameraval
Elke week trekken natuurliefhebbers Rob Haan en Reinier Jaquet in een boot de Biesbosch in. Namens de Natuur- en Vogelwacht gaan ze eropuit om te controleren wat hun verdekt opgestelde camera’s hebben gefilmd. „We hopen al jaren op de otter.”
Het is zonnig en windstil als Haan en Jaquet de Biesbosch in varen. Vanuit de boot zijn her en der de sporen van de voorbije griendcultuur te zien. Een oude keet van griendwerkers langs de waterkant, een paar knotwilgen. Tot halverwege de vorige eeuw trokken griendwerkers ’s winters de grienden in om het hout van wilgen te hakken. Hun hakwerk bepaalde het landschap: in de grienden bleven de wilgen kort.
„Bevers hebben het hakwerk overgenomen. Ze knagen enorme wilgen en populieren om en graven flinke kanalen”, vertelt Rob Haan terwijl hij door een kreek langs een doorgeschoten wilgenbos vaart. Haan weet vrijwel alle beverburchten in de Biesbosch te vinden. Dat zijn er nu zo’n 300. Namens de Natuur- en Vogelwacht Biesbosch houdt hij de zoogdierenstand in het nationale park nauwlettend in de gaten.
Loerende lenzen
Samen met twee andere vrijwilligers, Ronald van Jeveren en Reinier Jaquet, trekt Haan er wekelijks opuit om na te gaan welke dieren er in het immense natuurgebied voorkomen. Dat gebeurt door op verschillende plekken zogenaamde cameravallen te plaatsen. „De camera begint met filmen zodra de sensor warmte of beweging waarneemt”, legt hij uit terwijl hij naar een ijzeren paal met daarop een vergrendeld kastje loopt. Uit de voorkant van het kastje steken een paar lenzen van de cameraval.
„Toen we net begonnen met ons onderzoek, maakten we nog weleens beginnersfouten. We zetten de camera voor een rietstengel. Dan krijg je duizend filmpjes van een rietstengel die heen en weer gaat. Nu pakken we het anders aan en plaatsen we camera”s bij plekken waar we vaste routes, zogenaamde wissels, van dieren zien. Dat zijn bijvoorbeeld gangen of kale plekken die bevers in de zomer maken. Die zijn aantrekkelijk voor andere dieren, omdat er vaak wormen of slakken te halen zijn.”
Honderden filmpjes
Eens per twee weken worden de geheugenkaartjes van in totaal dertien cameravallen verwisseld. Er staan gemiddeld zo’n honderd filmpjes op. „Ronald bekijkt elk filmpje helemaal, want je wilt niets missen”, legt Haan uit. „De waarnemingen komen in een database en de bijzondere filmpjes slaan we op, zoals de beelden met boommarters. Die soort hebben we op de camera ontdekt. Toen we in 2015 begonnen met de camera’s was de boommarter waarschijnlijk net bezig om het gebied te verkennen. Nu zien we ze overal in het gebied en zijn ze wijdverspreid. Daar hadden we drie jaar geleden nog totaal geen weet van.”
Slimme ratten
Niet alleen de boommarter was een verrassing. „Het blijft toch wel een beetje cadeautjes uitpakken”, zegt Haan grijnzend, terwijl zijn assistent pindakaas en kattenvoer aan een boom bij de cameraval smeert. Volgens Jaquet zijn zoogdieren daar goed mee te lokken. „We zien bunzings, bruine ratten, reeën, vossen, wasberen en sinds kort zelfs een das in het Zuid-Hollandse deel van de Biesbosch. Die das kwam totaal onverwacht. We dachten: dit kan niet, die komt in de wijde omtrek niet voor. Het beest is wellicht ’s nachts vanuit Brabant de Moerdijkbrug overgestoken en het moerasgebied ingetrokken.”
Over de bruine rat kan Haan ook veel vertellen. „Dat zijn heel slimme beesten. Ze halen de meest acrobatische toeren uit om bij het lokaas te komen. Het verhaal gaat dat ze alleen in de buurt van de keten van griendwerkers voorkwamen en nu schaars zouden zijn. We zien ze echter overal in beeld verschijnen.”
Hopen op de otter
Varend naar de volgende cameraval begint Haan over de otter. „Eigenlijk is dat de soort waarvoor we met cameravallen begonnen zijn. Otters zijn met een opmars in ons land bezig. Een paar jaar geleden is er een melding geweest van sporen aan het einde van de Bergsche Maas, niet ver van de Biesbosch. We hebben in de Biesbosch natuurlijk te maken met een uitgestrekt gebied. Ze kunnen hier prima leven en wat ons betreft worden er een paar uitgezet.”
Onderzoekers willen dat echter niet, omdat het bodemslib te vervuild zou zijn en de schadelijke stoffen zich zouden kunnen ophopen in de otters. Het dier is alleen welkom als het op eigen kracht de Biesbosch bereikt. Haan is daar optimistisch over. „Er zijn dit voorjaar waarschijnlijk sporen gevonden in het gebied. Daar hebben we nu twee camera’s bij staan.”
Goudmijn aan data
Volgens onderzoeker Maurice La Haye van de landelijke Zoogdiervereniging zijn er tegenwoordig honderden natuurliefhebbers die een camerval hebben. Daar maakt zijn organisatie dankbaar gebruik van: „We hebben een project om de verspreiding van bunzings en boommarters in kaart te brengen. Daarvoor vragen we vrijwilligers om de camera’s op specifieke plekken te zetten in gebieden die geschikt zijn voor deze soorten, maar waarvan we niet weten of ze er voorkomen.”
De Zoogdiervereniging zet zelf cameravallen in tuinen neer voor het project Wildcamera. In vier steden staan ze telkens een maand in iemands tuin, om daarna naar een andere tuin te gaan. Dat doet de vereniging vooral ter educatie; de bewoners kunnen zien welke dieren de cameraval in hun achtertuin registreerde.
Verder werkt La Haye mee aan de ontwikkeling van een platform waar mensen hun filmpjes kunnen uploaden. Hij pleit voor een centrale server waarop het beeldmateriaal beschikbaar is voor wetenschappelijke analyses. „Er ligt een goudmijn aan data te verstoffen op harde schijven die zomaar kunnen crashen.”