Nederland heeft ministerie van Landbouw en Voedsel nodig
Voedsel is te belangrijk om aan markt- en ketenpartijen over te laten. Nodig is een ferm en deskundig overheidsoptreden, met heldere uitgangspunten, stelt Roel Jongeneel.
Voedsel is belangrijk, maar tegelijkertijd ook zo vanzelfsprekend, dat we dat vaak vergeten. Als je alle mensen op de wereld die honger of gebrek hebben en alle mensen die te veel voedsel consumeren bij elkaar zou optellen, dan zou bijna één op de twee wereldbewoners een probleem hebben.
Steeds meer mensen realiseren zich het belang van goed en gezond voedsel en besteden daar tijd en geld aan. Dat is zinnig want met de bestedingen kun je het voedselsysteem als consument beïnvloeden. Er is echter meer nodig.
Voedsel en de wijze waarop voedsel wordt geproduceerd zijn belangrijk. We hebben in Nederland een overvloed aan veilig en hoogkwalitatief voedsel, met een rijke variatie. Tegelijkertijd wordt ons voedsel in hoge mate gemanipuleerd. Er wordt suiker aan toegevoegd en er moeten kennelijk allerlei E-nummers bij om het aantrekkelijk en smaakvol te doen zijn. We worden ook geïnformeerd. Alles moet immers op het etiket staan, maar dat is niet zelden slecht leesbaar.
De voedings- en genotsmiddelenindustrie heeft sterke commerciële belangen en daarin prevaleert het verdienen aan de consument gemakkelijk boven het dienen van de consument (in de zin van: zorgen voor het beste, meest natuurlijke voedsel). Er is daarom vaak minder transparantie dan je als consument zou willen. Door het grote belang van gezond voedsel met de bijbehorende transparantie enerzijds en de rol van grote commerciële belangen anderzijds heeft de overheid hier een speciale regulerende taak te vervullen.
Melkveehouders
Als voedsel essentieel is, dan geldt dat ook voor landbouw. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de productie van voedsel en de meststoffen en bestrijdingsmiddelen die daarbij worden gebruikt. En ook aan de dierhouderijsystemen en wat die betekenen voor het dierenwelzijn. Net als bij de voedings- en genotsmiddelenindustrie is het ook hier zaak dat de overheid de vinger aan de pols houdt. ‘Knoeiers’ (zoals bij de paardenvleesaffaire) kunnen veel schade berokkenen, waarbij het consumentenvertrouwen wordt geschaad en bij de producenten de goeden onder de kwaden moeten lijden.
Landbouw raakt ook direct de omgang met de schepping en het beheer van de aarde (bodem, lucht, water, landschap, biodiversiteit). Er liggen op dit terrein echt nog forse problemen en uitdagingen, die om een oplossing vragen.
Het mestprobleem in de melkveehouderij is een voorbeeld van zo’n issue dat al jaren speelt. Wat er de afgelopen jaren met betrekking tot de melkveehouderij is gebeurd, verdient bestuurlijk geen schoonheidsprijs. Al lang van tevoren wist iedereen dat de melkquotering per april 2015 zou worden afgeschaft (dat was zeven jaar eerder, in 2008, al door Brussel aangekondigd). De melkveehouders zouden dan weer de vrijheid krijgen om te ondernemen. Het slot ging van de sector af.
Al voordat het zover was, zag je dat veel melkveehouders gingen investeren en hun productie gingen vergroten. De Nederlandse melkproductie groeide in een paar jaar tijd met 2,6 miljoen kilo ofwel met ruim 20 procent. Het aantal melkkoeien nam met circa 250.000 dieren toe tot een veestapel van 1,74 miljoen.
Evenwichtsbemesting
Als gevolg hiervan kwam er te veel mest en ook te veel fosfaat, meer dan het plafond dat de EU toestond. Daarom moeten er dit jaar, nadat te elfder ure ingrijpende maatregelen waren getroffen, ongeveer 100.000 goede melkkoeien worden afgeslacht.
Dat is een wrange zaak: eerst de zaak uit de bocht laten vliegen en daarna met paardenmiddelen het probleem willen oplossen. Bovendien blijft er iets knagen: hoe zinvol is de fosfaatplafondregeling waardoor dit ingrijpen wordt afgedwongen?
Ik ben voor goede milieuregels en een duurzame landbouw, waarin respectvol met dieren, natuur en milieu wordt omgegaan. De mens is niet alleen consument en exploitant, maar allereerst rentmeester. Die roeping verplicht tot een economische ontwikkeling die altijd wordt gecombineerd met zorgzaam beheer. Daarbij past evenwichtsbemesting: niet meer mest op het land dan de gewassen kunnen gebruiken. Het fosfaatplafond waar Nederland zich aan dient te houden, zegt niets over de aanwending van mest op het land en draagt dus niet echt bij aan een beter milieu.
Heldere kaders
Welke les valt hieruit te trekken? Allereerst constateer ik dat, als we nog even zo doormodderen als in de afgelopen jaren is gebeurd, er sprake is van een periode van circa zeven jaar beleidsonzekerheid. Dat is niet goed voor de agrarische sector en impliceert een verspilling van tijd en middelen, die ook economisch gezien slecht is. De overheid heeft een grote verantwoordelijkheid met betrekking tot voedsel en landbouw. Dat vraagt een vastbesloten optreden op basis van heldere beleidsuitgangspunten en met veel kennis van zaken. De landbouw- en voedselketen hebben behoefte aan heldere kaders, die een duurzame productie en transparantie rond voedsel garanderen.
De afgelopen periode maakt duidelijk dat het op dit punt beter moet. Voedsel is te belangrijk om aan markt- en ketenpartijen over te laten. Je kunt niet volstaan met het parkeren van een staatssecretaris voor landbouw op Economische Zaken. De neoliberale EZ-achtige benadering van de afgelopen jaren heeft onvoldoende gescoord en miskent dat landbouw en voedsel bijzondere economische sectoren zijn. Nederland heeft een ministerie van Landbouw en Voedsel nodig.
De auteur is werkzaam als Senior Scientist bij Wageningen Economic Research (voormalig LEI) en docent landbouwpolitiek bij Wageningen Universiteit. Hij schrijft deze bijdrage op persoonlijke titel.