„Theologie is hinkelspel: wankel zoekend naar het hogere”
Theologie lijkt op een hinkelspel: stevig in de realiteit, maar tegelijkertijd wankel op zoek naar het hogere, naar God. God is geen object van wetenschap, waarover kennis kan worden vergaard, maar God is de Stem die ons persoonlijk tot verantwoordelijkheid roept.
Zo definieerde dr. Marcel Poorthuis de taak van de theologie. De Tilburgse docent interreligieuze dialoog redigeerde samen met prof. dr. Laurens ten Kate het standaardwerk ”25 eeuwen theologie” (uitgeverij Boom, Amsterdam). De eerste exemplaren werden woensdag in Utrecht overhandigd aan dr. Janneke Stegeman, theoloog van het Jaar, en prof. dr. René ten Bos, denker des Vaderlands.
Dr. Poorthuis begon zijn lezing met de geschiedenis van Mozes op de berg. „Hij naderde niet tot het licht, maar ging van licht naar duisternis, naar een wolk van niet-weten. Zo hebben mystieke theologen in het verleden begrepen dat God onnoembaar is. Dat we God slechts nabij kunnen komen door telkens te ontdekken wie of wat God niet is, betekent een innerlijke groei en loutering.”
Spiltijd
Er bestaat geen vóór en na in de theologie, volgens Poorthuis. „Oude teksten zijn niet minder diepzinnig dan de nieuwe. Bijbelse reflectie en filosofische speculatie gaan hand in hand. Het spreken óver God, inclusief de theologie, zal nooit het spreken tót God kunnen vervangen. De theologie buigt zich over het geloof, maar vervangt die niet.”
Prof. Ten Kate, docent aan de Universiteit van Humanistiek en bijzonder hoogleraar vrijzinnige religiositeit, lichtte toe dat het handboek zijn uitgangpunt heeft in de zogenaamde axiale periode (spiltijd), de periode van 800 tot 200 voor Christus. Toen werd er afscheid genomen van de oude goden en kwam er ruimte voor nieuwe monotheïstische religies, zoals jodendom, christendom en islam. „We laten de geschiedenis beginnen in de tijd waarin mensen zich vragen gaan stellen: wie God is, wie de mens is en wat de betekenis van religie is.”
Het boek ”25 eeuwen theologie” is volgens hem geen objectief werk dat kool en geit spaart, maar een statement voor onze tijd als „een ernstige patriarchale geschiedenis.” „Waarom staan er geen vrouwen in? Terechte vraag, maar de geschiedenis kun je niet naar je hand zetten. We nemen alleen dode denkers op, maar juist in onze tijd zijn vrouwen springlevend en velen ervan werkzaam in de kerk.”
Prof. Ten Bos ziet in het boek een voordurend gevecht tussen een abstracte en persoonlijke God. Hij wil zelf niet in een kamp ingedeeld worden. „De atheïstische Dawkins stuit mij net zo tegen de borst als de visie die stelt dat ongeloof iets gevaarlijks is. Mag ik niet lekker worstelen met de vraag over God?” Ten Bos hekelt de pretenties van de moderne mens. „Ouderdom is een ziekte die we gaan genezen. De mens denkt dat hij nog steeds onsterfelijk kan worden.”
Dr. Stegeman noemt de vraag naar het bestaan van God een subtiele vraag die niet met ja of nee is te beantwoorden. Het uitgangspunt van de axiale tijd vindt zij te eurocentrisch, te zeer gestempeld door de gedachte dat Europa de bakermat van de rede en verlichting is. „Polytheïsme is stilstand, monotheïsme is vooruitgang. Het is voor mij een te mooi en te glad verhaal dat godsdienst en vooruitgang idealiseert. Ik mis het element van de vraag naar macht. Is monotheïsme beter? Daar zou ik een boom over willen opzetten.”