Goedheid in de politiek?
In de Waalse kerk in Den Haag wordt iedere derde dinsdag van de maand een residentiepauzedienst gehouden. Een predikant spreekt een meditatie uit, waarna een politicus van een van de christelijke partijen een toespraak houdt. Deze keer sprak Roel Kuiper (CU).
Toen ik enkele mensen vertelde over het onderwerp van vandaag, kreeg ik bedenkelijke blikken terug. Politiek en goedheid, is dat een combinatie? Is er niet heel veel mis met politiek, zoals wij die kennen?
Wat is er goed aan een politiek die door nalatig toezicht mensenlevens in gevaar brengt, zoals bij de flatbrand in Londen? Wat is er goed aan een permissief drugsbeleid, waardoor vele jongeren hun leven ruïneren? Wat is er goed aan de miljoenen vluchtelingen wereldwijd die in hun bestaan bedreigd worden door moorddadige regimes? Zijn we aan het eind van de dag niet allang blij wanneer het niet erger is geworden dan aan het begin?
Wat heeft politiek met goedheid te maken? De vraag kan ook gaan schuren als we naar mensen kijken die de politiek maken. We zien politici die handelen uit eigenbelang, “graaiende bestuurders”, mensen die weten dat in de politiek niets voor niets gebeurt. Soms gunt men je iets, maar dan moet er ook wel weer iets tegenover staan. Ook politieke partijen kennen dit spel: het eigen gelijk staat fier voorop, op iedere aanval moet een reactie volgen, wie kaatst kan de bal verwachten. Soms wordt het spel ineens heel vuil. Wat is hier ‘goed’? Kan de politiek, in de vorm van het werk van bestuurders, wetgevers, parlementen en regeringen, iets aanvangen met dit begrip?
Er zijn politieke theorieën die stellen dat we het in de politiek helemaal niet over goedheid moeten hebben. Die past er niet. Liberale theorieën zeggen dat de politiek zo’n norm niet voor iedereen kan vaststellen. Iedereen heeft zo zijn eigen idee over wat goed is of gelukkig maakt, de overheid kan niet één van die ideeën over het goede leven omarmen, laat staan dwingend opleggen. Het liberalisme gaat ervan uit dat iedereen zijn eigen idee van goedheid moet najagen en op zijn eigen manier gelukkig moet worden. Ieder moet doen wat goed is in eigen ogen. De overheid is er om recht en orde te bewaren, de overheid is geen geluksmachine.
„U ten goede”
Wie Romeinen 13 leest, zou kunnen denken dat de Bijbel dit ook zo ziet. Daar wordt van de overheid gezegd dat ze het zwaard draagt en boosdoeners straft. De taak van de overheid krijgt een strenge, negatieve inkleuring. Er wordt over goedheid gesproken, maar dat betreft het handelen van u en mij, van burgers. Wij worden opgeroepen het goede te doen, want dan hoeven we die grimmige overheid niet te vrezen. Maar er staat nog iets bij: de overheid is er „u ten goede”. De overheid is er voor ons welzijn en zal zich daarom moeten oriënteren op een idee van het goede. Dus toch? Ja, inderdaad. In dit „u ten goede” ligt een politieke opdracht. Het gaat in de Bijbel wel degelijk om het goede voor heel de samenleving.
Dit “gemeenschappelijk goede” wordt wel aangeduid met de Latijnse term “bonum commune”. Op middeleeuwse raadhuizen en paleizen werd dit begrip uitgebeeld met bloeiende landschappen, rijke oogsten, gelukkige mensen. Dit alles wordt dus verbonden met het werk van overheidspersonen. De gerechtigheid en de orde die zij hebben te brengen, moeten resulteren in het gemeenschappelijk goede.
Vandaag zouden we dit begrip vertalen met termen als “algemeen belang” of nog beter “algemeen welzijn”. We hebben er een oude term voor die nog dichterbij komt: “gemenebest”. Politici dienen zich hiervoor in te zetten. Politiek gaat niet over private belangen, maar over het algemene belang of welzijn voor allen.
Juist op dit punt is er een belangrijke bron van onvrede ontstaan in onze tijd. Mensen vragen zich af of overheden het algemeen welzijn wel echt dienen. Zij vragen zich af of overheden zich hun lot aantrekken. Hebben overheden zich niet verder teruggetrokken op een eigen eiland, in een kaasstolp, zonder begrip voor wat er leeft onder burgers? Wat is er gebeurd met de kwaliteit van voorzieningen, met veiligheid en bescherming, met de kloof tussen arm en rijk?
Er is een tijd geweest waarin gedacht werd dat de markt het maar van de overheid moest overnemen. Publieke diensten, toezicht en uitvoering werden in handen gelegd van private bedrijven die goedkoper konden werken en hoe dan ook het aandeelhoudersbelang dienden. Maar juist daardoor heeft de burger zich nog meer in de steek gelaten gevoeld. Wie heeft het uiteindelijk voor het zeggen, de grote bedrijven of de overheid? Is een overheid niet op haar plek, dan ontstaat politieke vervreemding en verliest de samenleving een besef van verbondenheid en zin.
Shalom
De Bijbel gaat ons erin voor dat overheden het welzijn in de samenleving hebben te behartigen. Vraagstukken van rijkdom en armoede zijn vraagstukken van de overheid. De veiligheid van mensen is een overheidstaak. Welvaart en welzijn heeft ze op het oog. Dit alles gaat niet zonder voorstellingen van het goede. De Bijbel heeft daar een heel mooi woord voor: “shalom”. Shalom gaat niet alleen over vrede, maar ook over rechtvaardigheid, vrijheid, goedheid. In een pauselijke encycliek (Pacem in Terris) gaat het over een „goed geordende vrede” als een voorwaarde voor menselijke bloei. Als God Zelf in het land komt wonen, ontmoeten goedertierenheid en trouw elkaar en zullen gerechtigheid en vrede elkaar kussen (Psalm 85:11). Dat is shalom.
Kunnen overheden dit in een gebroken wereld bewerken? Gezegend het land waarin een overheid hier althans voor wil werken. Deze shalom, dit “bonum commune”, zal daarbij haar ideaal moeten zijn. Zij probeert er „u ten goede” te zijn. De overheid moet niet te veel beloven, maar ze kan wel duidelijk maken wat haar oogmerk is. Laat ze zich inzetten voor een wereld waarin mensen veilig zijn, in vrede kunnen leven en gezinnen kunnen stichten, waar het leven beschermd en niet voortijdig beëindigd wordt, waar Gods schepping gerespecteerd wordt en haar vrucht draagt. Een wereld die tot ontplooiing kan komen, zoals God het bedoeld heeft. Dat is goed voor mens en samenleving.
Naastenliefde
En wat betekent dit voor gewone burgers, die u en ik ook zijn? De Bijbel roept ons inderdaad ook op het goede te doen voor alle mensen. Een burger heeft ook het algemeen welzijn op het oog. In de Bijbel en de christelijke ethiek gaat het over naastenliefde en het belang van anderen. De westerse democratieën, met hun aandacht voor het algemeen belang en het welzijn van allen, zijn ook in dit opzicht gebouwd op christelijke waarden en normen. Dat is de vorm van “goedheid” waar onze samenleving op gebouwd is. Die is kostbaar en vraagt dagelijks onderhoud. Laten we als christenen die bij de Bijbel leven dit ook blijvend tonen. Christenen moeten in hun levensstijl of gedrag niet uitstralen dat zij vooral hun eigenbelang op het oog hebben.
Het goede doen, willen en denken. Behalve de goede daad zijn er de “goede wil” en de “goede trouw”. De goede wil is de intentie om het goede te zoeken. We spreken wel van “mensen van goede wil”. Dat zijn mensen die de vrede van de stad zoeken en zich afstemmen op haar bloei. Dan is er de “goede trouw” als deugd. Wie te goeder trouw is, heeft de waarheid lief. Hij of zij bedriegt de ander niet, maar stemt zich af op wat waar, recht en goed is. Goede trouw is ook een belangrijke deugd voor politici: een woord een woord, aan beloften moet je je houden, blijf trouw aan je principes. Zo zien we in deze houdingen en deugden hoezeer “goedheid” de samenleving bouwt en saneert.
Goedheid in de politiek gaat teloor als er geen mensen zijn die eraan vasthouden. Als mensen meewarig of cynisch kijken als het gaat om goedheid en politiek, dan hebben ze helaas te veel voorbeelden gezien die deze combinatie logenstraffen. Zo begon ik mijn verhaal. De politiek is soms een toonbeeld van bedrog, doortraptheid en slechtheid. In de politiek kun je je karakter vaak moeilijk verbergen. Wat in de mens zit, wordt openbaar. Daarom heeft de politiek mensen nodig van goede wil, die het goede doen en goede trouw tonen. Zij raken aan het verlangen dat in ieder hart sluimert. Het verlangen naar goedheid in de samenleving, het verlangen naar een wereld waarin gerechtigheid woont. Laten we ons daar als christenen blijvend voor inzetten.
De auteur is fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Eerste Kamer.