De wereld werd de kerk voor ds. Simon Gorter
„De wereld is mijn kerk”, zei de Engelse opwekkingsprediker John Wesley. Wereldse verschijnselen zag hij ook in zijn kerk terug. Voor de doopsgezinde dominee Simon Gorter (1838-1871), vader van de bekende ”Mei”-dichter Herman Gorter, werd de wereld inderdaad zijn kerk.
Hoe het zo ver kwam valt te lezen in een uitgave over zijn leven en werk, waarvan de titel op het eerste gezicht nogal schokkend is. Afgezien van het feit dat men de godsnaam beter niet in een boektitel moet zetten, lijkt het woord tering plat. Dat is echter de vroegere uitdrukking voor tuberculose. Aan die ziekte is de dominee op 32-jarige leeftijd overleden. Een langdurig verblijf in het Zuid-Franse kuuroord Arachon bracht hem geen genezing.
In Arachon ontwikkelde hij wel zijn literair talent. Hij ging uiteindelijk publiceren in het literaire tijdschrift De Gids en schreef artikelen in Het Vaderland. Ten slotte werd hij hoofdredacteur van Het Nieuws van de Dag. Toen hing hij de harp aan de wilgen en werd de wereld zijn kerk.
Identiteit
De vader van Simon was doopsgezind predikant in Balk, een gemeente toegedaan tot „de fijne mennisten”, dat wil zeggen de stroming die vasthield aan de oude doopsgezinde principes: „zij zweren geen eden, treden niet in overheidsdienst, dragen geen wapens, leven uiterst sober, kleden zich en wonen zonder enige opsmuk, drinken geen alcohol, roken niet.” Overtreedt men de regels, dan wordt men in de ban gedaan. Hun leven lijkt op dat van de amish in Noord-Amerika, de Zwitserse dopersen die zich in 1698 hebben losgemaakt van hun gemeenschap.
Balk bleef „een eilandje van conservatisme” toen de Nederlandse doopsgezinden zich „steeds vrijzinniger” ontwikkelden. In 1853 en 1854 vertrokken de tien conservatiefste doperse gezinnen, samen overigens met een aantal hervormde gezinnen, naar de Amerikaanse staat Indiana. De veertien overgebleven gezinnen met de meer vrijzinnige leden kregen de vader van Simon, ds. Douwe Gorter, tot predikant. Deze nam een tussenpositie in. Hoewel bepaald geen traditionalist, polemiseerde hij met de hervormde hoogleraar Johannes Henricus Scholten, voorman van de moderne c.q. vrijzinnige stroming.
Zedelijk vermaner
Zoon Simon ging in Amsterdam theologie studeren en kreeg daar een sterke literaire belangstelling. Hij werd predikant in Aalsmeer, waar hij zich ontpopte als „zedelijke vermaner.” Maar al na een jaar vertrok hij naar Wormerveer. Daar leidde zijn ziekte er echter al spoedig toe dat hij naar het kuuroord in Arachon ging.
Zijn hang naar vrijzinnigheid openbaarde zich daar in het feit dat hij zich „met groot plezier” bezighield met het theologische werk van de Leidse hoogleraar Abraham Kuenen, een van de grondleggers van de toenmalige ”moderne theologie”.
De terugkeer van ds. Simon Gorter in Wormerveer viel onder de titel ”Tussen preekstoel en schrijftafel”, een aanduiding voor zijn werk als dominee en als (literair) schrijver. Hij kreeg in toenemende mate een plek in De Gids. In een recensie van een door A. W. Bronsveld samengestelde bundel met liederen van de 17e-eeuwse Jodocus van Lodensteyn schreef hij: „De wereld is sinds Lodensteyn te grave daalde, ruimer geworden. Voor de Nederlander van onzen tijd reikt de gezichteinder aan elken kant verder. De wetenschap heeft een nieuwen hemel en een nieuwe aarde van onze God onder onze kennis gebracht.”
Maar in Wormerveer ontpopte hij zich als een vurig drankbestrijder onder de arbeidersbevolking van Wormerveer. De paragraaf over het drankmisbruik is schokkend. In Wormerveer werd jaarlijks 25.000 gulden aan jenever uitgegeven, 36 gulden voor een volwassen werkman, die daarmee zes volle weeklonen offerde aan „de verderfelijke vijand uit Schiedam.”
Rond 1870 werden er per jaar zo’n 2 miljard borreltjes door Schiedam geschonken. Gorter schreef een vlammend geschrift waarin hij de lezer voorhield wat men met zo’n kapitaal aan beter zaken kon doen, bijvoorbeeld „wel eens een boek kopen of bij de bibliotheek lenen.”
Uiteindelijk won de schrijver het van de dominee. Op 31 december 1869 hield ds. Gorter zijn laatste preek in Wormerveer. Toen werd de wereld zijn kerk. Met zijn hoofdartikel in het eerste nummer van Het Nieuws van den Dag trof Gorter, zei de auteur, de juiste toon: „Die van een gematigd liberale min of meer erudiete, kritische stem, sprekend vanuit nationalistische, ethische en sociale idealen. Een doperse dominee zonder kansel, een journalist met een hongerig luisterend publiek.”
Maar „op de schaal tussen vrijzinnig liberalisme en socialistische sympathieën” maakte hij voorlopig geen keus. Hij wilde een godsdienstige vorm van humaniteit uitdragen.
Hij stierf niet lang daarna aan zijn ziekte. Voor in het boek staat een zinsnede uit een ontroerende brief aan zijn ouders over zijn ziekte: „Ik zie tegen het sterven als zodanig op. Ik ben nog zoo jong.” In de brief schreef hij daarna: „Het vaderhuis schemert – maar wij hebben nog zo broodnoodig te bidden, dat voor mijn heengaan het licht van den drempel ons helder in ’t gelaat strale.”
Literaire wereld
Dit boek geeft niet alleen een doorkijkje in het leven en werk van de doopsgezinde dominee, maar ook van de ontwikkelingen in de kleine doopsgezinde gemeenschap als geheel. Daarbij komt ook de literaire wereld van die dagen in beeld maar ook de medische stand van zaken rondom de ziekte tuberculose. De waarde van dit boek wordt nog onderstreept door 92 brieven van Gorter, waarvan 61 aan zijn ouders en een aantal aan hem gerichte brieven, die de adem van de tijd in zich dragen.
Het boek sluit af met enkele stukken proza, een paar preken en de bibliografie van en over Simon Gorter. Een boek dat model staat voor een door de moderniteit van de 19e-eeuw gestempelde stroming.
Boekgegevens
”God, het woord en de tering. Leven en werk van Simon Gorter (1838-1871), met een teksteditie van zijn brieven en een keuze uit zijn proza en preken”, Eduard Visser; uitg. Verloren, Hilversum, 2017; ISBN 978 90 870 4638 5; 408 blz.; € 39,-.