Hoe de leerkracht denkt over passend onderwijs
Bijna de helft van de leerkrachten in het reformatorisch basisonderwijs vindt dat de invoering van passend onderwijs negatieve gevolgen heeft gehad. Dat blijkt uit een onderzoek waarover het onderwijsblad DRS Magazine op 8 juni publiceert.
Dat veel leerkrachten kritisch zijn over de invoering van passend onderwijs merkte hoofdredacteur Gijsbert Vonk van DRS Magazine tijdens zijn bezoeken op reformatorische basisscholen. „Er werd regelmatig negatief over passend onderwijs gesproken en gedacht. Waar de pijn precies lag, was mij niet altijd even duidelijk. Als redactie vonden we het tijd om die onderbuikgevoelens feitelijk vast te leggen door middel van een enquête onder leerkrachten.”
Na verspreiding van de enquêtes onder een fors aantal reformatorische scholen kreeg het onderwijsblad uiteindelijk 240 ingevulde vragenlijsten terug. „Een behoorlijke respons, waar je best wat mee kunt”, aldus Vonk. Het komende nummer van DRS Magazine, of De Reformatorische School zoals het blad vroeger heette, is donderdag dan ook grotendeels gevuld met de onderzoeksresultaten en reacties daarop.
Administratie
Als Vonk een resultaat moet noemen dat eruit springt, is het dat 66 procent van de leerkrachten de toename van de administratieve lasten door de invoering van passend onderwijs als negatief ervaart. „Al verdient die uitkomst wel een nuancering: de klacht in het onderwijs dat de administratieve lastendruk toeneemt, leeft al veel langer en is veel breder. Maar je ziet hem nu ook terug rond passend onderwijs.”
Ook de klacht dat de werkdruk in het onderwijs toeneemt, is terug te zien in het onderzoek: 61 procent van de ondervraagden vindt dat door de invoering van passend onderwijs de werkdruk is toegenomen.
Op zich vindt ruim 60 procent van de leerkrachten het positief dat kinderen met bijzondere zorg door de invoering van passend onderwijs langer in het reguliere onderwijs kunnen blijven. Bijna alle ondervraagden (84 procent) denken dat het kansen biedt om leerlingen te leren dat ieder kind met zijn gaven een schepsel van God is.
Maar dat betekent voor 55 procent van de leerkrachten niet automatisch dat een christelijke school alle kinderen welkom moet heten, ongeacht de mate van hun verstandelijke en sociaal-emotionele ontwikkeling. Bijna 30 procent vindt dat wel en 18 procent heeft geen mening.
Grote klassen
Vooral bij grote klassen is de mix van gewone en bijzondere kinderen in één klas niet handig, zo geven bijna alle ondervraagden aan. „Het gaat ten koste van de aandacht voor gewone leerlingen”, zegt 43 procent van de leerkrachten. „Dat valt best mee”, zegt een bijna even grote groep: 36 procent. Bijna de helft van de leerkrachten heeft in de praktijk te weinig tijd om leerlingen met een extra ondersteuningsvraag te helpen. Bijna 60 procent voelt zich daardoor tekortschieten, zowel tegenover de gewone leerlingen als de leerlingen met speciale zorg.
Vonk: „In het algemeen zie je bij de ondervraagden een wat kritischer groep leerkrachten en daarnaast een groep die in passend onderwijs ook kansen ziet. We hebben onderzocht of leeftijd en werkervaring daarbij een rol spelen, maar dat bleek niet het geval: in beide groepen zitten zowel jonge als oudere leerkrachten.”
Wat vindt Vonk dat er met de uitkomsten van het onderzoek moet gebeuren? De hoofdredacteur denkt dat het goed is als beleidsmakers en besturen de geluiden van leerkrachten serieus nemen. „De meeste besturen en directies zijn positief over passend onderwijs, onder leerkrachten ligt dat meer verdeeld. Dat hebben we met ons onderzoek duidelijk bewezen. Wat bestuurders daarmee doen, is hun zaak.”
„Niet alleen maar zuchten en steunen”
DRS Magazine heeft in totaal vijf reacties opgetekend van mensen uit het onderwijsveld. Alle vijf proberen ze te benadrukken dat passend onderwijs ook positieve kanten heeft.
Zo vindt Annemarie van Wensveen, leerkracht van de Verhoeff-Rollmanschool in Bodegraven, het belangrijk om niet alleen maar te zuchten en te steunen. „Een groot voordeel van passend onderwijs is dat je kinderen langer op de school in het dorp kunt houden. Ze zien op school dezelfde kinderen als in de buurt en in de kerk.”
Leerkrachten kunnen kinderen met een beperking als een uitdaging zien in plaats van als een lastenverzwaring, zo geeft Dieneke van Leeuwen van De Zaaier in Harskamp aan. „Een collega kreeg een kind met het syndroom van Down in de klas en had er echt zin in.”
Lector passend onderwijs dr. Neely Anne de Ronde-Davidse vindt het opvallend dat 58 procent van de ondervraagden het eens is met de stelling: Kinderen met gedragsstoornissen, ontwikkelingsstoornissen en psychiatrische problemen (cluster 4) zijn over het algemeen makkelijk in de reguliere klassen te houden. „Zo’n uitslag had ik niet verwacht, maar stemt wel hoopvol.”
Onderwijs dat kinderen insluit in plaats van uitsluit (inclusief onderwijs) is belangrijk, zo bepleit Gert van Leeuwen in zijn reactie. „We denken te veel vanuit de positie waarin we nu verkeren”, zegt Van Leeuwen, bestuurder van Berséba, het landelijk samenwerkingsverband passend onderwijs. „Belangrijk vind ik: Vanuit welke visie werk je? Zet je als school in op de basisondersteuning, of verwijs je bij een probleem direct door naar een speciale school?”
Directeur Bert Poortvliet van de Dr. A. Comrieschool in Kruiningen vindt dat het speciaal onderwijs zo klein mogelijk moet zijn. „Er zijn echter kinderen die niet gelukkig zijn als ze in het klassikale systeem blijven. Als we in de toekomst het onderwijs anders organiseren en het klassikale systeem op de een of andere manier kunnen loslaten, zie ik wel meer mogelijkheden.”
Wie het komende nummer van DRS Magazine met de complete reacties wil ontvangen, kan een mail sturen naar P.Proper@vgs.nl.