Beeldvorming over Marokkanen veranderde in halve eeuw radicaal
De Nederlander was vijftig jaar geleden nieuwsgierig naar de Marokkaanse gastarbeider. De autochtoon vond die nieuwkomer wel interessant. Maar inmiddels is het vooral wantrouwen wat de klok slaat. De beeldvorming is radicaal veranderd. Wat ging er mis?

Het is zondag 2 maart 1969. Zo’n duizend Turken en Marokkanen drommen samen in het Amsterdamse Vondelpark voor een gezamenlijke viering van het Offerfeest. Meer dan een enorme tent en gemetselde oven hebben ze niet nodig. Aangemoedigd door melancholieke oriëntaalse muziek, afgewisseld met vrolijke klanken en ritmisch handgeklap, draaien enkele gastarbeiders de schapen rond in het vuur. Zodra het vlees gaar is, gaan de mannen met het geroosterde vlees langs de versierde lange tafels in de warme tent. Hun geloofsgenoten, gestoken in lange gewaden en met bijbehorende tulband of fez op hun hoofd, kijken goedkeurend. Het eetfestijn kan beginnen.
Hoewel Amsterdam in de jaren 60 inmiddels heel wat is gewend, is dit verschijnsel voor de inwoners van de hoofdstad allerminst alledaags, schrijft De Waarheid de volgende dag in een verslag. Amsterdammers vinden het een geweldig gebeuren. Gelokt door de exotische klanken neemt een flinke groep hoofdstedelingen poolshoogte bij de tent. Geluksvogels mogen zelfs binnenkomen om het feest mee te vieren. „Tot vijf uur in de middag ging het evenement in het Vondelpark door”, meldde het communistische dagblad. „Maar zowel gastarbeiders als Amsterdammers vonden dat het best nog wel wat langer had mogen duren, want het was (...) een hele belevenis.”
Mercedes
Nieuwsgierigheid naar gastarbeiders spreekt ook uit de serie ”onbekend en onbemind” die eind 1975 in De Telegraaf verscheen. Verslaggever H. F. van Loon tekent erin op wat hij meemaakt in de dorpen van het Marokkaanse Rifgebergte, in Marrakech en Rabat. Nederland heeft er een gouden reputatie, schrijft hij. „West-Duitsland, Frankrijk, België, Zweden – ze kunnen er allemaal niet aan tippen, er is maar één land om te gaan werken: Nederland.” Van Loon snoert critici de mond die menen dat Nederlandse bazen Marokkanen uitknijpen. „Iedere progressieve welzijnswerker, die in Nederland nog met gedachten rondloopt over de „uitbuiting van gastarbeiders door op winst beluste werkgevers”, moet hier maar eens een paar dagen rondreizen.”
Van Loon constateert dat Marokkanen in Nederland nauwelijks deelnemen aan de maatschappij. Ze veranderen alleen in economisch opzicht. Hét grote ideaal van iedere gastarbeider: een auto kopen, daarmee naar Marokko rijden voor vakantie en er daar vrienden en familie mee de ogen uitsteken. In Marokko hebben ze er zelfs een liedje over. „Ik heb lak aan diploma’s. Ik ga weg voor twee jaar. En ik kom terug met een Mercedes.”
Vandaag de dag is de toon in de Nederlandse kranten totaal anders. Het is vrijwel onmogelijk om artikelen over Marokkanen te vinden die níét de vinger leggen bij de gebrekkige integratie van deze bevolkingsgroep in de Nederlandse maatschappij. Dergelijke kritiek klinkt in dagbladen van de jaren 70 en 80 nauwelijks, leert een ochtend grasduinen in het digitale krantenarchief Delpher. Een van de uitzonderingen is een bijdrage van een zekere Martijn de Roode in Het Vrije Volk. In februari 1985 schrijft hij over een „hoofddoekjesaffaire” in Alphen aan den Rijn. Het gemeentebestuur heeft besloten dat Marokkaanse meisjes op scholen geen hoofddoekje meer mogen dragen.
De maatregel volgt op de klacht van Marokkanen dat Nederlandse meisjes en vrouwelijke docenten zich onfatsoenlijk zouden kleden. Verder vinden Marokkaanse ouders het niet goed dat jongens en meisjes door elkaar lopen op het schoolplein. Ook willen ze niet meer dat hun kinderen meedoen aan de lessen in biologie, geschiedenis en schoolzwemmen. Door een hoofddoekjesverbod af te kondigen, wil het gemeentebestuur laten zien wie de baas is. Toegeven zou betekenen dat volgende eisen niet lang op zich laten wachten. En door het dragen van een hoofddoekje zullen Marokkaanse meisjes in een isolement terechtkomen, zo motiveert de gemeente haar besluit.
De Roode voorspelt dat een zaak als in Alphen zich in de toekomst veel vaker en in toenemende hevigheid zal voordoen. „We hebben hier te maken met misschien wel het grootste maatschappelijke vraagstuk van de komende jaren. Willen de geleerden, politici en geestelijke leidslieden even wakker worden?”
In de jaren 90 en na het millennium wórden genoemde beroepsgroepen wakker. Volgens velen speelt de in 2002 vermoorde politicus Pim Fortuyn een sleutelrol in het integratiedebat doordat hij problemen benoemde en daarmee voor een omslag zorgde.
Onbehagen
Vandaag ontkent niemand meer de problemen rond de 389.000 inwoners van Marokkaanse herkomst die Nederland telt. Dat de vroegere nieuwsgierigheid naar Marokkanen plaatsgemaakt heeft voor wantrouwen blijkt uit het rapportcijfer dat autochtone Nederlanders hun landgenoten van Marokkaanse herkomst geven: een 4,5. Er is in Nederland geen impopulairdere bevolkingsgroep. Opstellers van het in december vorig jaar verschenen rapport ”Integratie in zicht?” van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) denken dat het lage cijfer komt doordat Nederlanders Marokkanen associëren met hoge criminaliteit.
Marokkanen doen het slecht op de arbeidsmarkt. Slechter nog dan Surinamers, Turken en Antillianen. En in het onderwijs gaat het al niet veel beter. Op cultureel gebied valt op dat er nauwelijks in Nederland geboren Marokkanen zijn die aangeven dat ze nooit te maken hebben gehad met discriminatie. Velen gaan hoofdzakelijk om met de eigen herkomstgroep en hebben weinig vertrouwen in de regering en de politie. Het SCP concludeert: „Het onbehagen is dus tamelijk groot, in het bijzonder onder de jongeren en de tweede generatie.”
„Geen duidelijkheid zonder respect”
Martin (M. J.) van Oordt (1963) werd in 2001 predikant. Daarvoor werkte hij negentien jaar bij de politie. Eerst in Rotterdam-Zuid, later in Gouda. Met de Marokkaanse gemeenschap kon hij lezen en schrijven. Zijn recept: wees respectvol én duidelijk.
Waarom ga jij eigenlijk op een normale manier met mij om? Die vraag kreeg Van Oordt ooit eens aan het eind van een verhoor van een Marokkaanse tasjesrover. Hij antwoordde de jongen die zojuist schuld had bekend dat hij geen haar beter was. „Als je beseft dat je van genade leeft, sta je open voor de ander.”
Als je christen bent en staat voor wat je zegt, heb je bij de Marokkaanse gemeenschap een streepje voor, zegt Van Oordt. „Je kunt dan in negen van de tien moskeeën terecht voor een goed gesprek.” Zelf ging hij tijdens zijn politiewerk in Gouda naar moskee Nour nadat hij ontdekte dat de politie nauwelijks contacten had met Marokkanen. „Ik polste bij wat Marokkaanse mannen of ze interesse hadden in een verhaal van mij over het werk van de politie. Het was prima en ik heb er voor een volle zaal een hele avond verteld. Ik leerde er onder meer dat Marokkanen uit de Rif hun eigen overheid als onderdrukkend ervaren en dat ze daarom ook in Nederland de overheid wantrouwen.”
Brugfiguur
Van Oordt werd verantwoordelijk voor een proef van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het project moest antwoord geven op de vraag hoe criminaliteit onder de Marokkaans-Nederlandse jeugd moest worden aangepakt. Als projectleider zocht Van Oordt Marokkanen op in buurthuizen en bij hen thuis. Ook ging hij eens met een delegatie agenten naar het Rifgebergte om de cultuur beter te leren kennen. „Ik zag daar met eigen ogen hoezeer dit gebied door de overheid bewust is achtergesteld in infrastructuur en andere voorzieningen. Daaruit ontstaat wantrouwen.”
Van Oordt werd een brugfiguur en won het vertrouwen van de Marokkaanse gemeenschap. Daardoor kon hij soms onorthodoxe maatregelen nemen, zoals het inschakelen van Marokkaanse jongens bij de beveiliging van een winkelcentrum tijdens oudjaarsnacht. „Er werd geen wanklank gehoord, terwijl het jaar daarvoor heel wat winkelruiten waren gesneuveld.” Later paste hij als predikant met succes een vergelijkbare tactiek toe toen een door zijn kerkelijke gemeente georganiseerde vakantieweek door Marokkaanse jeugd verstoord dreigde te worden. „Als je hun namen kent, heb je contact. Haal die jongens uit de anonimiteit en het is klaar.”
De Marokkaanse jongeren in Gouda deelden met hem waar ze tegen aanliepen. Zo vertelde een van hen dat de tandarts bij hem halverwege de behandeling was gestopt omdat zijn neef niet had betaald. Eens belde een jongen hem op met de vraag of hij langs wilde gaan bij zijn broer in de gevangenis. „Hij wilde zo zijn broer laten weten dat er iemand op het politiebureau was die hem als mens zag.”
Als opzet voor dit project stelde Van Oordt een tweesporenbeleid voor, met als kernwoorden respect en duidelijkheid. Respect doordat de Marokkaanse gemeenschap als serieuze partij werd gezien en medeverantwoordelijk werd gemaakt voor beleid. Duidelijkheid door te communiceren dat bij overtredingen altijd gestraft zou worden én door dit dan ook werkelijk te doen.
Aboutaleb
In 2001 verwisselde Van Oordt zijn politie-uniform voor een toga. Sinds die tijd volgt de predikant het wel en wee van de Marokkaanse gemeenschap vanaf de zijlijn. De problemen met Marokkanen zijn volgens hem grotendeels het gevolg van zucht naar welvaart. „De Bijbel waarschuwt voor de macht van het geld, en daar is het misgegaan. Nederland wilde goedkope arbeidskrachten, maar wilde hen niet volwaardig opnemen in de samenleving. Daarvan moeten we nu de gevolgen dragen.”
Van oudere Marokkanen hoort de predikant van de hervormde gemeente Bodegraven-Nieuwerbrug dat ze vroeger in hun wijk goede contacten hadden met autochtone bewoners, maar dat ze nu worden bejegend als mensen die problemen veroorzaken. Ds. Van Oordt vreest dat het met de integratie van Marokkanen in Nederland eerder achteruit- dan vooruitgaat. „De bezuinigingen trekken een zware wissel op het beleid, ook bij de politie. Onder aanvoering van de PVV zijn de sporen respect en duidelijkheid uit elkaar gaan lopen. Verschillende partijen roepen om het hardst dat de Marokkanenproblematiek met harde repressie bestreden moet worden en tonen tegelijkertijd weinig respect voor deze bevolkingsgroep. Die aanpak is gedoemd te mislukken. De enige die in mijn ogen het juiste evenwicht bewaart, is de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb.”
Tentoonstelling over Marokkanen in Gouda
In Gouda wordt op 15 juni in Cultuurhuis Garenspinnerij de foto-expositie ”50 jaar Marokkaanse migratie in Nederland” geopend. Op dit moment is de tentoonstelling nog tot en met dinsdag te zien in bibliotheek Escamp in Den Haag.
Drijvende kracht achter de reizende expositie is Atlas Cultureel Centrum. De tentoonstelling vloeit voort uit het november vorig jaar verschenen boek ”Een halve eeuw in Nederland”, geschreven door de Nederlands-Turkse auteur Sahin Yildirim, UvA-wetenschapper Ineke van der Valk en AD-columniste Hanina Ajarai. De uitgave bevat 50 interviews: 25 gesprekken met Marokkaanse gastarbeiders en hun vrouwen en 25 interviews met Nederlandse werkgevers en vrijwilligers die met hen te maken kregen.
De migratie van Marokko naar Nederland kwam pas echt op gang nadat Nederland op 14 mei 1969 met Marokko een wervingsverdrag sloot. Maar hoewel het boek ”Een halve eeuw in Nederland” heet, kon de publicatie niet wachten tot 2019. „Omdat veel Marokkanen van de eerste generatie oud zijn, loop je dan het risico dat geïnterviewden overlijden voordat het boek uitkomt”, legt Yildirim (29) uit. „Dat maakte ik eerder mee in een vergelijkbaar project over Turkse gastarbeiders. Nu kunnen ze het boek nog lezen en de tentoonstelling bezoeken.”
Yildirim vertelt dat hij heeft genoten van het project. „Bij sommige mensen heb ik wel acht uur gezeten voordat ze hun hele verhaal hadden verteld. Je moest ook weleens goed doorvragen. Niet alle mannen durfden gelijk te vertellen dat ze vroeger de discotheek bezochten en met Nederlandse meisjes gingen.”
Hang naar vrijheid
Het meest tevreden is Yildirim over zijn interview met Rahma el Mouden. Deze in 1959 in de Noord-Marokkaanse stad Tanger geboren vrouw is de dochter van een imam. Op 13-jarige leeftijd wordt het „opstandige meisje” uitgehuwelijkt aan een Marokkaan die in Nederland werkt. Drie jaar later reist de zwangere el Mouden haar man achterna. Ze komt terecht op een zolderkamertje in Amsterdam-Noord.
Als haar eerste kind een jaar is, mag ze van haar man gaan werken als schoonmaker. Zo’n twintig jaar later begint ze voor zichzelf. Op dit moment is de Marokkaans-Nederlandse eigenaar van het Multicultureel Amsterdams Schoonmaakbedrijf, MAS Dienstverleners. Ze heeft 500 werknemers in dienst. In 1999 werd ze verkozen tot ”Zwarte Zakenvrouw van het Jaar”. Inspirerend, vindt Yildirim. „Vooral haar hang naar vrijheid.”
In de jaren 70 voerden verschillende groepen illegale Marokkanen met onder meer hongerstakingen actie voor een verblijfsvergunning. Ze verbleven in kerken als de Mozes en Aäronkerk op het Waterlooplein en De Duif aan de Prinsengracht in Amsterdam. Nederlander Co van Melle (1936) vertelt in het boek hoe hij daar als dokter bij betrokken raakte. Crisis werd het toen „lieden van de Centrumpartij” de Mozes en Aäronkerk binnenvielen en mensen te lijf gingen. Op gezag van de pastoor moesten de hongerstakers weg. Van Melle: „Toen zijn de actievoerende Marokkanen in kleine groepjes opgedeeld en verspreid in andere kerken van verschillende geloofsrichtingen ondergebracht. Zo kwamen allerlei kerken op het spoor van Marokkanen.”
Volksgeloof
Cor Hoffer (1955) promoveerde in 2000 op een proefschrift over het volksgeloof onder moslims in Nederland. Tegen interviewer Ajarai zegt de wetenschapper dat hij als rooms-katholiek veel rituelen in de islam herkende, zoals het gebruik van gezegend water en de kleur blauw. „Dat was in hun volksgeloof een belangrijke kleur die helpt bij allerlei klachten, dat kende ik ook van het katholieke geloof.” Grappig vindt de inwoner van Noord-Holland dat Marokkaanse jongeren hem soms benaderen met de vraag om hun iets over het Marokkaanse volksgeloof te vertellen, omdat hun ouders dat niet goed kunnen uitleggen.
Eens nam Hoffer een Marokkaanse genezer mee naar een Mariakapelletje in zijn woonplaats Heiloo. „Ik voel de mystiek, zei hij. Hij ging daar prompt allemaal Koranverzen reciteren en bidden en raakte in een soort trance. Een Marokkaanse genezer die de Koran leest in een katholiek kapelletje in Noord-Holland, dat vond ik wel heel bijzonder.”