KU Leuven eert grondlegger oerknaltheorie
De Katholieke Universiteit Leuven onthulde donderdag een standbeeld van de Belgische priester en astronoom Georges Lemaître (1874-1966). Met zijn kosmologie die hij baseerde op een uitdijend heelal, legde de Belg 90 jaar geleden de fundamenten voor de nog altijd omstreden oerknaltheorie.
In 1927 verscheen zijn toonaangevende publicatie ”Un univers homogène”. Op basis van Einsteins relativiteitstheorie werkte Lemaître daarin zijn ideeën uit voor een uitdijend heelal. Ook gebruikte hij waarnemingen van de snelheden van verre sterrenstelsels om zijn hypothese te onderbouwen.
Vier jaar later, in 1931, publiceerde hij een artikel in het natuurwetenschappelijke vakblad Nature. Daarin stelde hij dat de uitdijing van het heelal ergens moet zijn begonnen. Het universum moet dus een oorsprong hebben gehad. Vandaag de dag heet dat beginpunt de oerknal of Big Bang.
Het oerknalmodel lijkt de Bijbelse scheppingsgeschiedenis te bevestigen: ze geeft een aanwijzing dat het heelal een begin heeft en uit niets is ontstaan. Toch kan de Australiër John Hartnett, hoogleraar experimentele natuurkunde aan de universiteit van Adelaide, daarmee niet uit de voeten.
Niet alleen verschilt de volgorde van de gebeurtenissen – de Bijbel laat bijvoorbeeld weten dat de aarde is ontstaan voor de zon, de oerknaltheorie leert het omgekeerde. Maar met de oerknalkosmologie beschikt de wetenschap over een volstrekt naturalistische ontstaansgeschiedenis van het heelal, dus zonder goddelijk ingrijpen. „De oerknalkosmologie is niet zozeer een empirische wetenschap, maar een filosofie, een wereldbeeld”, schrijft hij in het boek ”Evolution’s Achilles’ Heels” (ISBN 9781921643828).
Bewijzen
De huidige wetenschap gaat bij voorbaat uit van de oerknaltheorie als correcte beschrijving van het ontstaan en de structuur van het heelal. Gewoonlijk hanteren kosmologen vijf bewijzen voor de big bang: roodverschuiving van sterrenstelsels die zouden wijzen op uitdijing van het heelal; kosmische achtergrondstraling, het nagloeien van de oerknal; draaiing van spiraalsterrenstelsels, die verklaard kunnen worden door donkere materie; verre supernova’s zijn zwakker dan verwacht, dit zou duiden op het bestaan van donkere energie; en uniformiteit van het heelal in alle richtingen, die wordt verklaard door inflatie, het extra snel uitdijen van het heelal net na de oerknal.
Geloofsartikel
Deze ‘bewijzen’ zijn eigenlijk vijf onverklaarde grootheden, vervolgt Hartnett. „De bigbanggemeenschap neemt ze aan als een geloofsartikel. Maar als experimenteel natuurkundige zou ik zo’n beroerd onderzoeksniveau nooit accepteren in mijn laboratorium.”
Hoewel er forse wetenschappelijke kritiek bestaat tegen de oerknalkosmologie, biedt deze wetenschappers kennelijk nog steeds voldoende houvast om een goddelijk scheppingswonder af te wijzen.
Informatietheorie
De problemen om donkere materie aan te tonen, maken alternatieve theorieën interessanter. Zoals de snaartheorie van theoretisch natuurkundige Eric Verlinde hoogleraar van de UvA. Volgens hem is het heelal opgebouwd uit informatie.
Deze informatie wordt herschikt wanneer twee massa’s uit elkaar worden gehaald. Op plekken waar informatie is weggehaald, ontstaat lege ruimte. De zwaartekracht is dan het ‘verzet’ van het heelal tegen het verplaatsen van informatie. Deze reactiekracht komt overeen met de effecten die worden toegeschreven aan de mysterieuze donkere materie.