Exposities: muziek van monniken en Groningse (orgel)cultuur
Gierend uithalen met de stem? Heel luid of erg zacht zingen? Het was er niet bij voor de middeleeuwse monniken in Aduard. Soberheid stond bij hen voorop. Een tentoonstelling in Aduard belicht hun leven en hun muziek. Met speciale aandacht voor het orgel. Dit instrument staat ook in de schijnwerpers op een expositie in Leens.
Het uitbundig versieren van de muziek vonden de cisterciënzer monniken in het Groningse Aduard ongepast. Dergelijke vrijheden konden ze niet verenigen met de kloosterregel van Benedictus van Nursia (480-547), die ze eerbiedigden.
Vanaf 1192 kwamen de monniken eeuwenlang acht keer per etmaal bij elkaar om psalmen te zingen. Dag in, dag uit. Elke week passeerden alle 150 psalmen. Ze deden dit, zoals Benedictus in zijn kloosterregel schrijft, in de tegenwoordigheid van God en Zijn engelen. Dat vraagt om een zangwijze waarbij het hart in harmonie is met de stem.
De kwaliteit van de eredienst kreeg veel aandacht. Psalmen mochten niet worden afgeraffeld, woorden niet worden overgeslagen. Degene die niet eerbiedig zong, kon slaag krijgen. Laatkomers werden altijd gestraft. Ook als het een getijde in de nacht betrof.
Met ”Ritmiek van klank en stilte” vraagt het kloostermuseum Sint-Bernardushof in Aduard aandacht voor het kloosterleven zoals zich dat eeuwenlang in het klooster in de Groningse plaats voltrok. Deze expositie is tot 1 november te zien.
In de diverse ruimten hangen reproducties van psalters en staan beelden en voorwerpen die door monniken zijn gebruikt. Een video visualiseert het kloosterleven. In de film komt orgelmaker Winold van der Putten uitvoerig aan het woord.
Twee 18e-eeuwse misboeken zijn origineel en voor de tentoonstelling uitgeleend door Cees Plat. Hij vond ze ooit op de binnenplaats van een Italiaans klooster. Ze lagen in weer en wind, klaar om opgeruimd te worden.
Mariadoekje
Het kloostermuseum bestaat dit jaar twintig jaar. Medewerker Erica Stolk wijst op enkele voorwerpen die het museum voor de jubileumtentoonstelling in bruikleen kreeg: „Deze crucifix en dit beeld, een corpus Christi, zijn in Aduard gevonden.”
Ook het „pronkstuk”, een Mariadoekje, bevond zich in het klooster. Het doek van een halve bij een halve meter werd in 1541 gemaakt in opdracht van abt Johannes Rekamp. De gouddraad en kleuren ogen nog opmerkelijk fris. Stolk: „De cisterciënzers beschouwden Maria als middelares. Maria staat op dit doek op een maansikkel, het symbool van haar onbevlekte ontvangenis. Onder de maansikkel bevindt zich een draak, de duivel, wiens macht door Maria is gebroken.”
Tafelorgel
Op advies van Hans Beek, organist in Aduard, krijgt muziek veel aandacht in de expositie. De nadruk ligt op het gregoriaans en vooral op het orgel. Hans Beek neemt het bezoek mee naar de zolder van het museum. Daar liggen orgelmaterialen en staan twee replica’s van middeleeuwse orgels en een regaal, een tafelorgel met een regaal als enige register.
Beek: „Een draagbaar orgel, een portatief, werd onder andere tijdens processies gebruikt.” De organist benadrukt dat het orgel vroeger een heel andere functie had dan tegenwoordig. „Het was geen begeleidingsinstrument voor de zang. Aanvankelijk werd het gebruikt in het muziekonderwijs of als pronkstuk neergezet. Pas in de late middeleeuwen kreeg het orgel een plek in de liturgie. De organist wisselde –alleen op kerkelijke hoogtijdagen– de zang van de monniken af met zijn spel. Hij herhaalde de melodie van de zangers, vaak met versieringen en doorgangsnoten.”
Duiveneiorgel
Het klooster in Aduard gold als grootste cisterciënzer klooster in Noord-Europa. In 1594 sloot het vanwege de Reformatie zijn deuren. Alle gebouwen werden gesloopt, op de ziekenzaal na. Die werd als kerk in gebruik genomen. Daar staan nu twee andere pronkstukken van de expositie, het Duiveneiorgel en het Rutlandorgel. Ook hier betreft het reconstructies die gebouwd zijn door orgelmakerij Van der Putten aan de hand van oude afbeeldingen en middeleeuwse teksten.
Bij het Duiveneiorgel geldt een groot duivenei als uitgangspunt van de maatvoering. Daardoor hebben alle pijpen dezelfde diameter. Beek: „Dat is bijzonder, want normaal gesproken heeft een orgel wijde en smalle pijpen.”
Het uiterlijk van het Rutlandorgel is vooral gebaseerd op een afbeelding in het 13e-eeuwse Rutlandpsalter. Achter het instrument hangt een rij klokken aan een balk. „Die werden in vroeger eeuwen in combinatie met het orgel gebruikt”, weet Beek.
De organist neemt plaats achter het Rutlandorgel. Twee mensen brengen de blaasbalgen aan weerszijden van het instrument in beweging. Beek ontlokt een zangerige klank aan de replica. Hij probeert die in woorden te vangen: „Mild en iets hees. De grote pijpen klinken boventoonrijk. De kleinere pijpen zijn relatief wijd, zodat hun grondtoon meer aan bod komt.”
Prestigeobject
Wie hadden het in Groningen voor het zeggen en hoe kreeg het muzikale leven in de provincie vanaf de zeventiende eeuw vorm? Op die vragen proberen de samenstellers van ”Verborgen rijkdom: Wereldlijke macht. Kerkelijke pracht” een antwoord te geven. De expositie is tot 29 oktober te zien in de museumboerderij van Landgoed Verhildersum in Leens.
Jonkers zwaaiden in de zeventiende en de achttiende eeuw de scepter in het Groningse land. Zo hadden deze bewoners van adellijke onderkomens, de zogeheten borgen, het recht om predikanten en schoolmeesters te benoemen. Hoe de hoge heren elkaar de loef probeerden af te steken, is nog altijd in veel Groningse kerken te zien. Ze deden dit onder andere door de bouw van een orgel te bekostigen. Het ene moest nog fraaier en groter zijn dan het andere. Ook het rijkversierde Hinszorgel van de Petruskerk in Leens (1734) lijkt zo’n prestigeobject.
Het beroemde instrument staat centraal op de tentoonstelling. Niet in de laatste plaats omdat de Stichting Hinszorgel Leens dit jaar vijftig jaar bestaat. Een andere reden is dat Anna Habina Lewe van Middelstum, vrouwe van de Borg Verhildersum, opdracht gaf voor de bouw van genoemd instrument.
Inbinden
Orgelverhalen zijn in de tentoonstelling vervlochten met wetenswaardigheden over de machthebbers in Groningen. „We doen dit aan de hand van vier thema’s”, vertelt Hans Kosmeier, hoofd interne dienst van Landgoed Verhildersum. „Het thema ”Pronkende jonkers in Groningerland” gaf de mogelijkheid om uit onze rijke kledingcollectie te putten. Zo laten we zien hoe de gegoede burgerij ter kerke ging.”
In 1795 moesten de jonkers inbinden, weet Kosmeier. „De Franse overheersers degradeerden hen tot gewone burgers. Dit wordt uitgewerkt in het thema ”Vrijheid, gGelijkheid en broederschap”.”
Twee jaar voor de komst van de Fransen werd in Zuidhorn het Schnitger/Freytagorgel in gebruik genomen. Het was een van de laatste orgelbouwprojecten in de provincie die met financiering door de landadel tot stand kwamen. Tijdens de ingebruikname sprak de plaatselijke predikant, een vurige patriot, de bewoners van twee borgen toe. Zij hadden flink bijgedragen in de kosten van het instrument. „Gij wildet geen ander rang of titel in dit werk dan van Mede Mensch, mede Christen. (…) Voortaan zal geen Wapenschild of trotsche titel uwe weldadigheid brommend uitroepen. Alles zal eenvouwdige Godsdienstige gelijkheid zijn.”
Vooruitgangsgeloof
De laatste twee thema’s bieden zicht op de verlichting in Groningen en de omgang met historische orgels in de twintigste eeuw.
Aan het eind van de achttiende eeuw won ook in Groningen het vooruitgangsgeloof terrein. Alles zou in de ogen van de aanhangers van dit geloof beter worden door de ontwikkeling van de wetenschap. Dorpspredikanten hielden zich niet alleen met theologie bezig, maar ook met het onderzoek naar nieuwe landbouwmethoden en blikseminslagen. Ds. Uikens in Eenrum schotelde geïnteresseerden elke zondagavond beschouwingen over de natuur voor.
Het was een tijd waarin het de Groningse boeren voor de wind ging, mede dankzij de uitstekende graanprijzen. Sommigen richtten zich niet alleen op hun werk. Douwe Martens Teenstra deed daarnaast natuurkundige proeven op zijn zolderkamer en verdiepte zich in de sterrenkunde.
Orgelmaker Petrus van Oeckelen was eveneens een veelzijdig man. Hij werkte als organist, dirigent, beiaardier en orgelbouwer en vond daarnaast een waterstroommeter en een bonen- en erwtenzaaimachine uit. Van Oeckelen liet als orgelbouwer de nodige sporen in de provincie Groningen na.
Schriften
De verschillende thema’s worden in de expositie in Leens uitgewerkt aan de hand van foto’s, teksten, gebruiksvoorwerpen en orgelbouwgereedschappen. Aardig is de hoek met platen- en cd-hoezen en krantenknipsels. Daarin staan het Hinszorgel in Leens en de concerten die erop werden gegeven centraal.
Interessant is ook de vitrine vol knipsels en schriften waarin organist Johan van Meurs (1903-1986) voor het voetlicht wordt gehaald. De organist van de Der Aa-kerk bracht zijn circa duizend leerlingen liefde voor historische orgels bij en was een voorstander van een behoedzame omgang met het klinkende erfgoed.
Wie voor 5 euro een gids met toelichtende teksten koopt, wordt daarmee eigenaar van een cd die Sietze de Vries ter gelegenheid van de expositie maakte. Hij speelt hierop literatuur en improvisaties in Groninger borgen en kerken. Onder andere muziek die ooit in de Borg Verhildersum heeft geklonken, waaronder ”Haen en Hennen geschreij” en ”Olde wijven”.
Meer informatie: www.kloostermuseumaduard.nl en www.verhildersum.nl