Rubriek Selderhuis: Het recht van de kerk en dat van de overheid
In de voorbije weken berichtte het Reformatorisch Dagblad enkele keren over kwesties waarbij de kerk met het burgerlijk recht te maken kreeg.
Hoe die kwesties ook te beoordelen zijn, helder is wel dat er tussen kerkrecht en burgerlijk recht een relatie bestaat die tot onduidelijkheid of zelfs conflict aanleiding kan geven, zeker als mogelijk de kerk haar eigen recht niet goed genoeg geregeld heeft.
Het thema zelf is al heel oud, zoals weer eens duidelijk wordt uit een reeks boeken over dit thema. Van de Duitse rechtshistoricus Peter Landau verscheen een bundel met veertig van zijn opstellen en lezingen. Een groot deel daarvan gaat over de rechtsgeschiedenis in de periode tussen Karel de Grote en Karel V, ruwweg 750 tot 1500. In die lange periode van de middeleeuwen is steeds weer de vraag naar de verhouding tussen kerkelijk en burgerlijk recht aan de orde. Welk recht heeft voorrang in de nauwe en regelmatig conflictueuze verbinding tussen kerk en overheid?
Er is een duidelijke ontwikkeling te zien waarin het kerkrecht steeds meer juridisch en steeds minder geestelijk wordt. Kerkelijk en burgerlijk recht hoeven niet per se tegenover elkaar te staan, maar Landau laat wel zien dat wanneer de eerste overheerst kerk en geloof er niet bepaald op vooruit gaan.
Een hoogtepunt in de Europese rechtsgeschiedenis was de verschijning van de zogeheten Sachsenspiegel in de jaren tussen 1220 en 1235. Heiner Lück, hoogleraar voor rechtsgeschiedenis aan de universiteit Halle-Wittenberg, verzorgde een nieuwe en prachtig geïllustreerde editie van dit belangrijke werk. De Sachsenspiegel is de eerste Duitse verzameling van juridische uitspraken, bedoeld als een spiegel waarin men kon zien wat recht en wat onrecht was. Daarom zijn er ook uitspraken in te vinden die de rechten van de kerk en van de geestelijken regelden om deze te beschermen tegen te veel bemoeienis van de overheid. En dat is ook vandaag weer een thema.
Huwelijksrecht
Volgens de reformator Maarten Luther viel het huwelijk niet onder het kerkrecht maar onder het burgerlijk recht. Met het wegvallen van het huwelijk als sacrament ten tijde van de Reformatie, moesten gereformeerde theologen en juristen zich opnieuw bezinnen op de regels voor huwelijk en echtscheiding. De Duitse theoloog Christian Volkmar Witt heeft secuur onderzocht hoe Luther het huwelijk zag, welke theologische basis er aan het nieuwe huwelijksrecht werd gegeven en hoe dat recht eruit zag.
Het boek van Witt is niet alleen historisch van belang, maar fundamenteel voor de huidige vraagstukken waar de kerk van de Reformatie zich mee geconfronteerd ziet. Wezenlijk alleen al is dat Luther het huwelijk weer als iets goeds, als een geschenk zag. Hij nam met die opvatting afstand van de in de middeleeuwen wijd verbreide visie dat het huwelijk een noodoplossing was, bedoeld om ontucht te voorkomen. De nieuwe visie op het huwelijk werd, ondanks dat het om ”ein weltlich ding” (een wereldlijke zaak) ging, toch in kerkordes vastgelegd. Luther stelde namelijk ook dat het huwelijk „een gemengd iets” was, en dat er dus wel degelijk kerkelijke kanten aan het huwelijk zaten.
De kerkordes van de zestiende eeuw worden al jarenlang in grote boeken uitgegeven en onlangs verscheen in deze serie het deel over de gebieden die net over de Nederlandse grens in Duitsland liggen. Zo worden de zestiende-eeuwse kerkordes van Bentheim, Tecklenburg en Lippe weergegeven, en dat zijn in de meeste gevallen geen lutherse maar calvinistische kerkordes.
Wat het huwelijk betreft werd alles tot in detail geregeld. Met de relatie tussen twee mensen hebben ouders, burgerlijke en kerkelijke gemeente veel te maken en dus moeten die allemaal bij een huwelijk betrokken worden. Dat dit in een kerkorde vastgelegd moest worden, maakt duidelijk dat dit ook destijds niet vanzelfsprekend was.
Geweten
Bij het kerkrecht speelt wel steeds de vraag of er ruimte aan het geweten wordt gelaten. In hoeverre kunnen christenen gebonden worden aan regels die de kerk vanuit de Schrift vaststelt? Het is een vraag die ook in de zestiende eeuw een rol speelde en niet alleen bij protestanten maar ook bij rooms-katholieken, zo wordt duidelijk uit de bundel ”Das Gewissen in den Rechtslehren der protestantischen und katholischen Reformationen”, die onder redactie van de rechtshistorici Michael Germann en Wim Decock verscheen. Theologen en juristen die zich destijds in dit vraagstuk verdiepten gingen bij elkaar te rade. Dat had tot gevolg dat rooms-katholieken wel argumenten van protestanten overnamen en andersom.
Het gaat bij dit vraagstuk ook over de toepassing van kerkelijke tucht. Dit boek maakt duidelijk dat daar ook vroeger verschillend over werd gedacht. Gewetens mogen niet gebonden worden, maar toch was men er toen ook wel van overtuigd dat dit niet betekent dat ieder maar kan doen en laten wat hij of zij wil.
Die spanning tussen vrijheid van het geweten en binding aan normen en afspraken speelt ook in de geschiedenis van het diaconaat. Kerkhistoricus Bernhard Schneider, verbonden aan de universiteit Trier, schreef een boeiende geschiedenis van het diaconaat vanaf het Bijbelboek Handelingen tot aan het einde van de middeleeuwen.
Opvallende lijn in zijn boek is hoe de kerk steeds gepreekt heeft dat de zorg voor de armen de plicht van elke christen is, maar dat het toch nodig was als kerk die zorg te regelen en christenen te verplichten geld af te dragen omdat niet elke christen die plicht nakwam. Ik heb als christen de plicht de naaste te helpen, maar ik ben vrij te kiezen hoe en in welke mate ik dat doe. Omdat ik echter een zondig mens ben en het er nogal eens bij laat zitten wat mijn plichten betreft, hebben we als christenen, dat wil zeggen als kerk, afgesproken dat we elkaar verplichten te geven. En als ik daar niet aan meedoe, kan ik mij niet op de vrijheid van mijn geweten beroepen. Kerkrecht functioneert in die spanning tussen vrijheid en binding – en dat maakt het tot zo’n spannend vak.
”Deutsche Rechtsgeschichte im Kontext Europas”, Peter Landau; uitg. Wissenschaftlicher Verlag Bachmann, Badenweiler; ISBN 978 3 940523 14 3; 1050 blz.; € 129,-; ”Der Sachsenspiegel. Das berühmteste deutsche Rechtsbuch des Mittelalters”, Heiner Lück; uitg. Verlag Lambert Schneider, Darmstadt; ISBN 978 3 650 40186 1; 175 blz.; 120 afbeeldingen; € 49,95; ”Martin Luthers Reformation der Ehe, Christian Volkmar Witt”, uitg. Mohr Siebeck, Tübingen; ISBN 978 3 16 154767 6; 348 blz.; € 99,-; ”Die Evangelischen Kirchenordnungen des XVI. Jahrhunderts, Band 22 – Nordrhein-Westfalen II”, uitg. Mohr Siebeck, Tübingen; ISBN 978 3 16 155139 0; 620 blz.; € 199,-; ”Das Gewissen in den Rechtslehren der protestantischen und katholischen Reformationen”, Michael Germann/Wim Decock; uitg. Evangelische Verlagsanstalt, Leipzig; ISBN 978 3 374 04548 8; 346 blz.; € 68,-; ”Christliche Armenfürsorge. Von den Anfängen bis zum Ende des Mittelalters”, Bernhard Schneider; uitg. Herder, Freiburg; ISBN 978 3 451 30518 4; 480 blz.; € 29,99.