Erop of eronder voor christelijke gereformeerden in 1892
De Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) vieren hun 125-jarig bestaan. Zelf spreken ze liever over „voortbestaan”, want hun wortels liggen nog wat dieper in de kerkgeschiedenis. Toch is ”1892” het gedenken waard, vindt prof. dr. W. van ’t Spijker. „Het was erop of eronder.”
De 90-jarige emeritus hoogleraar kerkgeschiedenis van de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) maakte bijna driekwart van die periode mee. In de woonkamer van zijn huis aan de Daendelsweg in Apeldoorn laat hij wat kopieën zien van kerkenraadsnotulen van de gereformeerde kerk in Zwolle. „Die heb ik net deze week teruggevonden. Ze zijn niet van grote historische betekenis, maar ze zijn wel leuk.”
Bij het jaar 1894 staan de namen van zijn vader en van het gezin van opa Van ’t Spijker. „Er is gewoon een kruis door gezet, met de opmerking erbij: „Dit gezin heeft zich bij de christelijk-gereformeerden gevoegd.””
Thans nog niet
Het was maar een klein groepje dat in 1892 besloot niet mee te gaan met de vereniging van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduits Gereformeerde Kerk, twee kerken die in de negentiende eeuw voortkwamen uit de Nederlandse Hervormde Kerk. Om meer dan 800 mensen, velen van eenvoudige komaf, ging het niet.
De verontruste kerkleden hadden een uitgebreid bezwaarschrift tegen de vereniging ingediend. Ze vonden bijvoorbeeld dat de gemeenten te weinig betrokken werden in het verenigingsproces en dat de synode hun te veel zaken oplegde. Ook konden ze zich niet vinden in de leer van de veronderstelde wedergeboorte („we zien een kind als bekeerd totdat het tegendeel blijkt”). De bezwaarden gaven aan dat ze „thans nog niet” meekonden in de vereniging.
De kerkleiders verschilden van mening over de vraag of ze mee moesten gaan met de kerkfusie. Zo was ds. S. van Velzen, een van de vaders van de Afscheiding, voorstander van de vereniging. Hij werd, zittend op een leunstoel, de gezamenlijke synodevergadering binnengedragen, waarna hij een warm pleidooi hield vóór het samengaan van beide kerken.
Ds. J. Wisse Czn. wist één dag voor het besluit nog niet of hij voor of tegen de vereniging moest stemmen. Ds. F. P. L. C. van Lingen was echter van mening dat de bezwaarden het standpunt van Abraham Kuyper over doop en wedergeboorte niet konden overnemen. Uiteindelijk besloten drie gemeenten niet met de fusie in te stemmen. Zij bleven christelijk gereformeerd.
Citadel
Prof. Van ’t Spijker vindt 1892 een jaartal om te gedenken. „Ja, maar niet als het enige jaar. Naar ons idee is de Afscheiding van 1834 veel belangrijker. Ik spreek trouwens liever over de Vervolging. Het ging immers om mensen die wilden vasthouden aan Schrift en belijdenis, en aan de kerkelijke formaliteiten van de Dordtse Kerkorde. Ze zijn uit de kerk gegooid, kregen boetes enzovoorts. Er was geen plaats voor hen.
De Christelijke Gereformeerde Kerk bestond niet uit separatisten. Wij zeggen dat we in 1892 staande zijn gebleven, dat we bleven wie we waren. We wilden vasthouden aan het kerkbegrip van de Afscheiding, dat beantwoordde aan het gereformeerde ideaal van de Reformatie. Dit werd in 1892 al te snel en te goedkoop uitgeleverd aan een theologie die meer over gereformeerde beginselen dan over de gereformeerde confessie sprak.
Ik kan me overigens wel voorstellen dat mensen meegingen in de vereniging. Hoe meer ik erover nadenk, des te meer zie ik dat de afwijzing om die stap te doen zo werd geformuleerd dat men niet definitief afscheid nam. Als je schrijft: „Nu nog niet”, dan zit daarin: „Straks misschien wel. Maar dan moeten we meer praten en overleggen.” Sindsdien hebben de ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken in Nederland, die toen ontstonden, geleid tot een duidelijk standpunt van de christelijke gereformeerden. Zij konden de gereformeerde citadel niet meer in.
De kerken die uit de Afscheiding zijn voortgekomen, zijn altijd heel divers geweest. Bij ons moet alles eenvormig zijn. Twee, drie of vier verbonden – dat is voor ons bepalend. Daar werd in het verleden echter theologisch verschillend over gedacht. Iemand als ds. A. Brummelkamp was een pure calvinist, terwijl ds. Van Velzen een man was die de hele schare oudvaders naar voren bracht.
Die verscheidenheid leidde weleens tot discussies. Ds. J. Wisse zei vlak voor zijn sterven tegen zijn huishoudster: „Alles wat ik heb geschreven, moet je onder die boom daar verbranden.” Hij was niet de eerste die zoiets zei. Ook ds. Van Velzen wilde dat men zijn papieren zou vernietigen, zodat de onderlinge twisten niet openbaar zouden komen. Toch gooide men elkaar niet uit de kerk. Daar kan de gereformeerde gezindte, die natuurlijk ook een grote verscheidenheid kent, nog iets van leren.”
Bewaar het Pand
Prof. Van ’t Spijker zag de Christelijke Gereformeerde Kerken in de loop van de decennia veranderen. „De betekenis van de zending nam toe, evenals de belangstelling voor het maatschappelijk leven. We doen mee aan de oecumenische beweging, met een eigen geluid. Ik kan niet zeggen dat de theologische opleiding wetenschappelijker is geworden. Dat was ze in de tijd van ds. Van Lingen ook. Die gaf zelfs college in het Latijn.”
De oprichting van Bewaar het Pand in 1966 was volgens de emeritus hoogleraar niet nodig geweest. „Ik heb destijds in het blad De Wekker een serie artikeltjes geschreven met de oproep: „Bewaar het Pand, bewaar de band.” We horen bij elkaar. Verschillende stromingen zijn er altijd geweest in de kerk. We bouwen geen kerk van piëtisten, we bouwen geen kerk van puriteinen, of van een andere kleur.
De kerk is niet ons werk. Als wij over de kerk praten, dan hebben we het over de verschillen of over de activiteiten die we moeten ondernemen. Maar dan vergeten we wat er zo mooi in die oude catechismus staat: „Wat verstaat gij onder de heilige, algemene, christelijke kerk? Dat de Heere Jezus Zijn gemeente vergadert, beschermt en onderhoudt.” De kerk is het werk van Christus. Als je daarop vertrouwt, kun je heel wat menselijke dingetjes toelaten.”
Verbond
De Christelijke Gereformeerde Kerken moeten recht doen aan Schrift en belijdenis, vindt hij. „Dat moet ons kenmerk zijn. Niet de verbondsleer, een onderwerp dat er in de polemiek tussen prof. J. J. van der Schuit en ds. G. H. Kersten rond 1930 werd uitgelicht. Nee, het gaat om een zuivere prediking van het Evangelie, en in verband daarmee een goede discipline: hoe worden we een discipel van Christus?”
Dat de geestelijke eenheid in de Christelijke Gereformeerde Kerken onder druk staat, zoals de generale synode dit voorjaar constateerde, „betreurt” prof. Van ’t Spijker. „Geestelijke eenheid komt voort uit wat God ons in Zijn Woord voorhoudt. We zijn absoluut gebonden aan dit Woord. In heb drie of vier keer meegemaakt dat iemand die op sterven lag moest bekennen: „Ik heb te veel onheilig vuur gebruikt.” Vuur is goed, maar onheilig vuur niet.”
Hij vindt het jammer dat mensen steeds minder waarde hechten aan kerkverbanden. „Als je in de Christelijke Gereformeerde Kerken bent geboren en getogen, dan heb je een zekere roeping in en verantwoordelijkheid voor je kerkverband. Wie gedoopt is, staat onder het juk van Christus. En dat is niet zwaar. Hij heeft recht op eenieder in de kerk.”
„We raken het beginsel van 1892 kwijt”
Bij een jubileum horen gelukwensen. Maar het 125-jarig bestaan van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) is volgens ds. A. van Heteren niet echt een gebeurtenis om elkaar eens hartelijk mee te feliciteren. „Het is Gods goedheid dat onze kerken voortbestaan.”
Voortbestaan. De predikant uit Urk (Eben-Haëzer) gebruikt bewust dat woord. „De wortels van de Christelijke Gereformeerde Kerken liggen in de Afscheiding van 1834. Dat was het begin. In 1892 zijn we niet meegegaan met de vereniging tot de Gereformeerde Kerken in Nederland.”
Ds. Van Heteren is wél „verwonderd en verblijd” dat de Heere tot op de dag van vandaag „in onze kerken heeft willen werken. Dat is niet onze prestatie. Na zijn eerste zendingsreis vertelt de apostel Paulus in Antiochië over de grote daden die God had gedaan. De Heere werkt nog steeds, en Hij gebruikt daar ook kerkverbanden voor.”
De predikant, redactiesecretaris van het blad Bewaar het Pand, is blij dat „een deel van de kerken” sinds 1892 „bij de oude waarheid” is gebleven. „In die tijd ging het om de leer van de veronderstelde wedergeboorte, nu om een verondersteld geloof. Velen belijden in theorie dat de mens wedergeboren moet worden, maar in de praktijk komt dat nauwelijks in de prediking aan de orde. We raken het beginsel van 1892 kwijt. In gemeente zitten bekeerden én onbekeerden. De prediking moet dan ook oproepen tot bekering en geloof.”
Volgens ds. Van Heteren werd Bewaar het Pand vijftig jaar geleden opgericht om tegen dergelijke ontwikkelingen een dam op te werpen. „We willen de gereformeerde beginselen van Reformatie en Nadere Reformatie benadrukken en ons keren tegen moderne theologische inzichten en een modern levensgevoel. Dat heeft gelukkig resultaat opgeleverd. Een deel van de christelijke gereformeerde kerken is gebleven bij de beginselen van ons voorgeslacht.”
Ds. Van Heteren erkent dat de CGK altijd een bepaalde verscheidenheid heeft gekend. „Dat is waar; sinds 1834 al. Maar tot vijftig, zestig jaar geleden hoorde je in preken altijd de twee wegen en de drie stukken terug. Als ik tegenwoordig preken lees of beluister, dan komen daarin het eeuwig wel of wee en de drieslag ellende-verlossing-dankbaarheid lang niet altijd duidelijk aan de orde. Wat dat betreft is de verscheidenheid in onze kerken toegenomen.”
„Een huwelijksjubileum herdenk je ook”
Het 125-jarig bestaan van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) is niet iets om zomaar voorbij te laten gaan, vindt ds. H. M. Mulder (27), predikant in Heerde. „Een huwelijksjubileum herdenk je ook. We mogen de Heere danken dat Hij in onze kerken wil werken. In de lijn van de geslachten, dwars door alle gebrokenheid heen. Het is bijzonder dat de kerk er nog is, dat het Woord klinkt.”
Wat zegt hij tegen jongeren die een kerkverband niet zo belangrijk vinden? „Ik zou hun een vraag stellen: „Wat doe je als je een probleem hebt?” Dan hoop ik dat ze zeggen: „Dan ga ik naar iemand toe om die te bespreken.” Zo werkt een kerkverband ook. Daarin zoek je samen naar antwoorden. En als je een verkeerde weg inslaat, kunnen anderen je daarop wijzen. We hebben elkaar nodig, en bovenal God, om een goede koers te varen.”
Kenmerkend voor de Christelijke Gereformeerde Kerken is volgens ds. Mulder dat die recht willen doen aan Schrift en belijdenis én daaruit willen leven. „Het klinkt misschien wat klassiek, maar ook het punt van de doop is belangrijk. De christelijke gereformeerden maakten in 1892 terecht bezwaar tegen de veronderstelde wedergeboorte. De doop is geen zandgrond of rustgrond, maar een pleitgrond. Begrippen als wedergeboorte en bekering zijn misschien wat ingewikkeld, maar het is wel belangrijk om die voor jongeren concreet te maken.”
Ds. Mulder, die in februari werd bevestigd als predikant, heeft één keer een classisvergadering meegemaakt. „Daar merk je dat er een zekere verscheidenheid binnen de CGK bestaat. Ik probeer me bescheiden op te stellen en eerst te luisteren. Die verscheidenheid leerde ik ook kennen toen ik preekconsent kreeg en in verschillende gemeenten voorging. Dan merk je dat als je de mensen de Schrift zo concreet mogelijk voorhoudt, het Woord overal weerklank vindt. Het is mooi om zo alle kerken te mogen dienen.”
Hij ziet de toekomst van de CGK positief in. „Al zie ik ook lauwheid om me heen, en hoop ik dat God een herleving wil geven. Maar de kerk is van God. We kunnen de toekomst positief inzien als we vasthouden aan het Woord. Ik hoop en bid dat de Heere ons rijk wil zegenen.”
Christelijke Gereformeerde Kerken 125 jaar
De Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) herdenken hun 125-jarig bestaan. Een overzicht.
1892: Twee kerken die in de negentiende eeuw voortkomen uit de Nederlandse Hervormde Kerk willen fuseren: de Christelijke Gereformeerde Kerk (1834) en de Nederduits Gereformeerde (Dolerende) Kerk (1886). Ze vormen samen de Gereformeerde Kerken in Nederland. Drie christelijke gereformeerde gemeenten –in Teuge, Noordeloos en Zierikzee– blijven buiten deze vereniging. Het gaat om ongeveer 800 leden. Pijnpunten zijn de opvattingen van dr. Abraham Kuyper over de doop, het gemis van het raadplegen van plaatselijke kerken en het niet waarderen van de Afscheiding. Vier predikanten en een student blijven christelijk gereformeerd.
1893: Het kerkverband hanteert vooralnog de oorspronkelijke naam: Christelijke Gereformeerde Kerk. Vertegenwoordigers van acht gemeenten zijn aanwezig op de eerste synode.
1894: Opening van de Theologische School in Den Haag. Die verhuist in 1899 naar Rijswijk, om in 1910 weer terug te keren in Den Haag. De Theologische School vestigt zich in 1919 aan het Wilhelminapark in Apeldoorn. De opleiding wordt in 1962 een hogeschool; in 1989 een universiteit.
1895: Voor het eerst verschijnt er een jaarboek van de Christelijke Gereformeerde Kerk. Het kerkverband telt in 1985 een recordaantal leden: 76.300. Nu zijn dat er 72.562.
1917: De CGK krijgt een officieel zegel. Er staat een toren op, met de woorden: ”Nomen Jehovae Turris Fortis” (”De Naam des Heeren is een sterke toren”). Sinds de synode van 1947 bestaat het zegel uit een afbeelding van Mozes en het brandende braambos. Daar staat de tekst uit Exodus 3:2 bij: ”Nec Tamen Consumebatur” (”En toch niet verteerd”). De synode gaat in 2017 akkoord met het grafisch vereenvoudigen van het kerkelijk zegel.
1927: De Christelijke Gereformeerde Kerk zendt haar eerste zendeling uit: kandidaat A. Bikker uit Noordeloos gaat naar Mamasa, op het –nu– Indonesische eiland Sulawesi.
1947: De Christelijke Gereformeerde Kerk wijzigt haar naam officieel in Christelijke Gereformeerde Kerken.
1958: De gemeente in Eindhoven heeft een landelijke primeur: samenspreking met de plaatselijke gereformeerde kerk vrijgemaakt. Inmiddels zijn er tientallen kerken die samenwerken, vooral met vrijgemaakte of Nederlands gereformeerde kerken.
1966: Het eerste nummer van het blad Bewaar het Pand verschijnt. De gelijknamige stichting wil de oude gereformeerde beginselen bewaren. Aanleiding voor de uitgave is onder meer dat de synode het mogelijk maakt evangelisatiediensten op televisie uit te zenden.
1992: De Christelijke Gereformeerde Kerken herdenken hun 100-jarig „voortbestaan” met een tentoonstelling in ‘Museum Nairac in Barneveld en met de uitgave van het jubileumboek ”Een eeuw christelijk-gereformeerd”.
2002: De eerste zendingsgemeente binnen de CGK: Rotterdam-Charlois. Drs. Theo Visser is de eerste „evangelist naar artikel 4 van de kerkorde” die in deze multiculturele stadsgemeente Woord en sacrament mag bedienen.
2017: De generale synode neemt donderdag een besluit over de oprichting van de Gereformeerde Theologische Universiteit (GTU). Als ze groen licht geeft, vestigen de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de Nederlands Gereformeerde Kerken hun predikantsopleidingen aan deze nieuwe onderwijsinstelling.
Mede n.a.v. ”Canon van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland 1892-2017” (uitg. Buijten en Schipperheijn). Voorwerpen en documenten uit de canon worden bewaard in het Documentatiecentrum van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Veenendaal. Ze waren eerder deze maand te zien tijdens een expositie in de Theologische Universiteit Apeldoorn en vrijdag tijdens de Kerkendag in Urk.
Zie ook:
„In CGK is altijd verscheidenheid geweest”, Reformatorisch Dagblad (12-05-2017)
Het theekopje van ds. Hendrik de Cock, Reformatorisch Dagblad (09-03-2017)
„Bewaar het Pand harder nodig dan ooit”, Reformatorisch Dagblad (01-04-2016)