Column: Alleen blanke piloten?
Waarom kunnen wij Papoea’s geen piloot bij de MAF worden? Mogen alleen blanke mensen dat?
We hebben kennisgemaakt met het vliegprogramma van Lentera Papua, om te leren hoe ook Papoea’s prima een bedrijf kunnen runnen. Het vliegtuig waarmee Lentera werkt, is eigendom van een Papoea en voor alle functies in de organisatie zijn er ook Papoea’s die het werk doen. En ja, er zijn ook Papoeapiloten, sommigen nog in opleiding. Vandaar de vraag waarom dat bij een organisatie als de MAF niet het geval is, terwijl de MAF toch al heel lang in Papoea is en een hart voor de Papoea’s heeft.
Voor iemand die het businessmodel van een organisatie zoals de MAF kent (of dat van het vergelijkbare Jaars van SIL/Wycliffe Bijbelvertalers), is het antwoord niet zo ingewikkeld. De vliegtuigen, piloten en westerse monteurs worden immers allemaal gesponsord door mensen in het Westen. Zo kunnen de kosten laag gehouden worden. Daardoor kunnen zendelingen, mensen van lokale kerken, patiënten en gewone dorpelingen tegen een fractie van de werkelijke kosten naar een dorp vervoerd worden. De lokale staf krijgt een salaris uit de winsten van het vliegen, maar voor de hogere en duurdere functies, zoals die van piloot, is individuele sponsoring nodig.
Dit mooie businessmodel heeft veel voordelen. Niet alleen levert het lage kosten op, maar ook maakt het fondsenwerving gemakkelijker, omdat dit door de expats zelf gedaan wordt. Die kunnen gebruikmaken van hun eigen netwerk. Zodoende kan de organisatie als geheel veel meer aan steun ophalen dan wanneer ze centraal fondsen zou werven.
Het nadeel van dit businessmodel is dat het voor lokale jongens en meisjes moeilijk is om hun droom na te streven. Wie wil er nu geen piloot worden? Als je dit aan Papoeakinderen op de basisschool vraagt, wil bijna iedereen dat. Zeker voor kinderen uit afgelegen dorpen, die afhankelijk zijn van luchtverbindingen, zijn piloten echte helden. Maar omdat MAF en Jaars een sponsormodel hebben, is het voor hen bijkans onmogelijk om bij deze organisaties piloot te worden.
Het is voor de lokale jongeren lastig om genoeg geld bij elkaar te krijgen voor de opleiding. En als dat al lukt, valt het niet mee om sponsors te vinden die hun salaris willen betalen. Het gevolg is dat er na meer dan zestig jaar dienstverlening in Papoea nog geen Papoeapiloot voor de MAF vliegt. Dat valt op, temeer omdat bij andere organisaties langzamerhand wel Papoea’s als piloot aan de slag gaan.
De overheid biedt de laatste jaren beurzen aan voor jongeren die in Indonesië of in het buitenland hun brevet willen halen, om daarmee meer lokale piloten te krijgen. Deze jongeren kunnen echter alleen bij de commerciële vliegtuigoperators aan de slag. Sommigen van hen zouden graag meer voor hun eigen kerk en bevolking willen betekenen.
Vliegen bij een organisatie met een focus op zendings- en kerkenwerk zit er echter niet in. Behalve bij sommige organisaties die commercieel vliegen maar daarnaast ook een hart hebben voor kerkelijke en medische dienstverlening.
De bedrijfskunde noemt dit de rigiditeit van een businessmodel. Een model dat heel goed is voor het ene, biedt soms weinig ruimte voor het andere. Een sponsorgedreven model helpt om de kosten te dekken, maar maakt het voor lokale mensen lastiger om echt onderdeel van heel de organisatie te worden. Ze hebben immers niet de toegang tot een vergelijkbare achterban. Mocht iemand binnen zo’n organisatie toch, naast de primaire doelstellingen, aandacht willen voor het trainen en in dienst nemen van lokale mensen op alle niveaus, dan is dat niet eenvoudig.
Bij ieder businessmodel is aanpassen lastig, maar het wordt extra moeilijk als het om een relatief grote en internationale organisatie zoals MAF of Jaars gaat. Ze hebben meer managementlagen, waardoor meer mensen zich met eventuele veranderingen willen bemoeien. Jonge organisaties zijn vaak erg flexibel, want ze zijn nog op zoek naar een businessmodel. Naarmate een organisatie langer bestaat, wordt deze meestal strakker. De bestaande manier van opereren is verfijnd en vastgelegd in procedures. Ze heeft succes opgeleverd, dus zijn die procedures in het DNA van de organisatie verankerd.
Het gevolg is dat mensen die iets fundamenteels willen veranderen, zich beter een keer achter de oren kunnen krabben voordat ze dat gaan proberen. Dus als Papoea’s piloot willen worden, kunnen ze beter een commerciële organisatie opzoeken, of op zoek gaan naar een rijke sponsor.
Elco van Burg is consultant bij Lentera Papua in Indonesië en universitair hoofddocent ondernemerschap aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Reageren? rubriekforum@refdag.nl