Twijfel aan Europa baart SER–commissie zorgen
Inwoners van de tien nieuwe EU–lidstaten moeten al voor 2007 vrij kunnen werken in de rest van de unie. Bijna alle oude EU–landen hebben hier tijdelijk paal en perk aan gesteld. Een lange overgangstermijn schaadt niet alleen de integratie van de tien landen, maar is ook slecht voor de economische groei.
Dat stelt de Commissie Sociaal–Economische deskundigen van de Sociaal–Economische Raad (SER) in het maandag verschenen rapport ’Met Europa meer groei’. De lidstaten zouden zich gezamenlijk moeten vastleggen op een tijdstip waarop het vrije werknemersverkeer ook voor de nieuwe leden geldt, aldus de commissie.
Voor een klein land als Nederland is een goed functionerende EU belangrijk, aldus de deskundigen. Een adequaat EU–beleid is onmisbaar voor een hogere economische groei. En die is hard nodig om de Europese verzorgingsstaten in stand te houden.
De toenemende twijfel in de publieke opinie over de meerwaarde van Europees beleid baart de commissie dan ook zorgen. Die meerwaarde zit vooral in een goede werking van de interne markt en de creatie van een „Europese kennisruimte", een interne markt voor kennis. Want voor de toekomstige economische groei zijn vooral kennis en innovatie van belang. De commissie pleit in dat kader voor het stimuleren van uitwisseling van studenten. De EU moet op haar begroting meer geld vrijmaken voor de Europese kennismarkt.