De trein kon levensreddend zijn
Broodnodig waren de Haarlemmermeerlijnen in de Tweede Wereldoorlog. Hongerige Amsterdammers gingen met de trein op voedseljacht op het platteland.
In die oorlogsjaren ging brandstof op de bon. Daardoor kon je met auto of bus lastig wegkomen uit Amsterdam. Via de Haarlemmermeerlijnen konden stedelingen toch het omringende platteland bereiken. Om daar eten in te slaan. De treinen op de lokale spoorlijnen bleven immers rijden.
Spoorkenner Wim Wegman (58) vertelt dat verhaal in Vinkeveen, bij de overblijfselen van de spoorlijn Aalsmeer-Nieuwersluis-Loenen. Die maakte deel uit van de Haarlemmermeerlijnen. Dat was een net van een zestal lokale spoorlijnen over een totale lengte van 110 kilometer.
Over straat struinen en verhalen optekenen. Wegman, al meer dan dertig jaar journalist van onder meer het Haarlems Dagblad, doet niets liever. Zodoende stuitte hij zo’n tien jaar geleden op overblijfselen van de Haarlemmermeerlijnen. Zoals de voormalige spoorbrug en het stationsgebouw in Vinkeveen.
Niet zozeer de techniek achter spoor en materieel, maar meer de menselijke verhalen boeien de Leidenaar, die diverse boeken schreef over de Haarlemmermeerlijnen. „Spoorpersoneel of hun nazaten vertelden me fantastische verhalen. Het was hard werken langs het spoor. Een dochter van een voormalige spoorbrugwachter vertelde dat haar vader van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in touw was. Die man moest bijvoorbeeld geregeld lampen boven op een spoorbrug van nieuwe olie voorzien.”
Krant
In vroeger tijden ging het er veelal gemoedelijk en primitief aan toe op en langs het spoor, weet Wegman. „Zo wilde een reizigers ergens bij Hoofddorp uitstappen. De machinist reed per ongeluk door. Toen de passagier daar wat van zei, reed de machinist een stuk achteruit om de man alsnog op de juiste plek af te zetten. Een ander voorbeeld: bij duisternis stak de beambte op een stationnetje soms een krant in de brand om de machinist van een naderende trein te waarschuwen.”
In 1912 ging het eerste deel van de Haarlemmermeerlijnen in bedrijf. Het betrof het traject tussen Haarlem, Leiden en Aalsmeer. Gaandeweg er reden ook op andere plaatsen in de regio stoomtreinen. „De spoorlijnen vormden een goudmijn voor tuinders en boeren. Voorheen ging transport veel trager, via water of slechte wegen. Door de komst van de treinen konden de agrariërs hun producten in een wijdere omtrek verkopen.”
Toch werden de lokale spoorlijnen nooit rendabel. „Instandhouding van de trajecten kostte veel mankracht. Zo moesten alle wissels handmatig worden bediend. Daar komt bij dat vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw busvervoer zijn intrede deed. Bussen vormden een geduchte concurrent voor de Haarlemmermeerlijnen.” In 1936 ging een flink deel van het spoornet dicht, in 1950 kwam passagiersvervoer op de spoorlijntjes volledig ten einde. Goederen zijn nog tot in 1986 getransporteerd over een klein overgebleven deel van de Haarlemmermeerlijnen.
Domtoren
In Vinkeveen is nog prima te zien waar de trein vroeger reed. Het voormalige baanvak is een populair oord voor wandelaars.
Een herinnering is ook het uit 1915 stammende stationsgebouw, dat nu in de steigers staat. Gert Tetteroo bewoont het pand sinds 2015. „Ik heb hier alle ruimte”, vertelt Tetteroo, terwijl hij het schuiflaatje laat zien waar vroeger de guldens werden ingewisseld voor een treinkaartje. Boven in het pand reikt het uitzicht ver. „Bij helder weer kan ik 23 kilometer verder de Domtoren in Utrecht zien.”
Dit is het derde deel in een serie over verdwenen spoorlijnen in Nederland.