Jonge liberalen, omarm nu eens de onderwijsvrijheid
Het is de omgekeerde wereld dat uitgerekend de liberalen de vrijheid van onderwijs niet kunnen waarderen, vindt Willem Pos.
De vrijheid van onderwijs roept vaak de nodige misverstanden op. Het recht op vrijheid van onderwijs wordt namelijk regelmatig verward met een religieus recht. Sommige liberalen menen er zelfs een religieus fossiel in te zien. Regelmatig klinkt van verschillende kanten de roep om de vrijheid van onderwijs, zoals deze in artikel 23 van onze Grondwet is geformuleerd, af te schaffen of in ieder geval aanzienlijk in te beperken. Zulke voorstellen zijn slecht onderbouwd, kortzichtig en tonen weinig realiteitszin.
Slecht onderbouwd, omdat de scheiding tussen kerk en staat gebruikt wordt als voornaamste argument tegen de overheidsbekostiging van bijzonder onderwijs. De JOVD gebruikt soms zelfs de oneliner “scheiding tussen kerk en staat betekent scheiding tussen kerk en klas”. Maar de kerk heeft evenveel met onderwijs te maken als de staat met een klas. Zo’n oneliner veegt staat en klas op één hoop; alsof we in Nederland staatsonderwijs zouden moeten hebben.
Maar scholen zijn niet in de eerste plaats van de staat, maar van de leerlingen en hun ouders. Scholen komen op vanuit de samenleving. Waarom zou een liberaal de samenleving tot het domein van de staat willen maken?
Bovendien heeft de scheiding tussen kerk en staat werkelijk niets te maken met overheidsfinanciering voor onderwijsinstellingen op levensbeschouwelijke grondslag. De eerste vormt een institutionele scheiding. De kerk bemoeit zich als instituut niet met staatszaken en de staat houdt zich buiten kerkelijke zaken. Voor beide partijen een zeer waardevol principe.
Liberale mythe
Maar er is meer. Met de scheiding tussen kerk en staat wordt door tegenstanders van artikel 23 een andere scheiding bedoeld: die tussen religie en staat. Men wil met overheidsgeld geen religieuze zaken financieren, dus ook geen religieuze scholen. Deze stellingname veronderstelt echter dat wat niet religieus is, neutraal zou zijn. Maar neutraal onderwijs bestaat niet, en blijft een liberale mythe.
GroenLinks zegt dat bijzonder onderwijs niet meer van deze tijd is. Maar aan elke vorm van onderwijs liggen bepaalde opvattingen over de gewenste moraal ten grondslag. Die opvattingen kunnen religieus van aard zijn, maar net zo goed humanistisch of van welke andere levensbeschouwing dan ook. Religieuze en humanistische gedachten zijn in deze tijd springlevend.
Een dergelijk pleidooi heeft ook totaal geen oog voor de voordelen van vrijheid van onderwijs. In de eerste plaats is bijzonder onderwijs meer dan alleen religieus onderwijs; het gaat ook om verschillende pedagogische richtingen. Ouders hebben hierdoor de vrijheid het onderwijs naar hun believen in te richten. Die ontneem je dus ook de vrijheid.
In de tweede plaats leidt vrijheid van onderwijs tot grotere ouderbetrokkenheid. Het is het beste voorbeeld van hoe het maatschappelijk middenveld zijn werk kan doen en het leidt vaak tot kwaliteitsscholen.
In de derde plaats is vrijheid van onderwijs juist een liberaal principe; ouders zijn vrij om te kiezen welke opvattingen ze hun kind mee willen geven. Wil een liberaal ouders dan beperken in welke opvattingen het kind meekrijgt? Wil een liberaal de verantwoordelijkheid voor het kind werkelijk neerleggen bij de overheid? Die verantwoordelijkheid voor het kind ligt nu juist bij de ouders en daarna bij de school die ze voor het kind kiezen, niet bij de overheid. Dit lijkt ons een waardevol uitgangspunt.
Kwaliteitsnormen
Zo’n 70 procent van alle leerlingen op het basis- en middelbaar onderwijs volgde in het schooljaar 2015/2016 de lessen op een bijzondere school. Dat zijn dus allemaal scholen die in ons land kunnen profiteren van de vrijheid van onderwijs, om wat voor reden dan ook. In welke realiteit leeft men wanneer de wens en keuzevrijheid van de ouders van al deze kinderen opgeofferd moet worden door de vrijheid van onderwijs af te schaffen omdat het een religieus fossiel zou zijn?
Natuurlijk onderschrijven we van harte de gedachte dat we moeten optreden tegen excessen die een gevolg kunnen zijn van de vrijheid van onderwijs. Daarvoor is niet voor niets de Onderwijsinspectie opgericht. Een school moet aan bepaalde kwaliteitsnormen voldoen en de waarden van het onderwijs moeten passen binnen de democratische rechtsstaat.
Wanneer een school echter aan de regels voldoet, waarom zouden zulke bijzondere initiatieven dan de kop ingedrukt moeten worden ten faveure van staatsonderwijs? Juist de financiële gelijkstelling van openbare en bijzondere scholen geeft aan dat de overheid subsidie verstrekt zonder aanzien des persoons en der levensbeschouwing. Dat geeft de samenleving meer vrijheid dan welke beknotting van artikel 23 dan ook. Laten jonge liberalen en sociaaldemocraten de vrijheid van onderwijs in Nederland daarom nu eens omarmen, vieren en beschermen als een recht waar we trots op mogen en zuinig op moeten zijn.
De auteur is landelijk voorzitter van SGP-jongeren.