Individualisering neemt niet toe
De individualisering neemt niet toe, maar neemt een ander patroon aan. Mensen gaan andere, lossere verbanden aan. Hun sociale netwerk is zeker niet kleiner geworden, dat stelde prof. dr. W. G. J. Duyvendak vorige week in zijn oratie. Een verkorte weergave van het eerste deel van zijn lezing.Er hebben zich in de afgelopen decennia onmiskenbaar verschuivingen in de wij-ikbalans voorgedaan richting individu. Velen hebben enige ruimte gekregen en afstand genomen van familie, kerk, buren en buurt. Het is echter de vraag of het in dit verband zinvol is om te spreken over individualisering begrepen als eenduidig toegenomen onafhankelijkheid of verzelfstandiging.
Van afgenomen materiële afhankelijkheid van collectiviteiten is in ieder geval geen sprake. Veel afhankelijkheden zijn niet verdwenen maar verschoven: zo is de materiële welstand in hoge mate afhankelijk geworden van nationale en zelfs internationale instituties. Zoals de WRR het formuleert: „Economische en normatieve afhankelijkheden verschuiven van de directe sociale omgeving (zoals partners, ouders, buren, de pastoor) naar anoniemere collectieve verbanden (zoals werkgevers, verzekeraars, overheid).” Deze nieuwe afhankelijkheden op een hogere schaal kunnen ons gedrag en onze opvattingen ook indringend beïnvloeden. De Belgische socioloog Elchardus schrijft in dit verband: „Het is ontegensprekelijk juist dat het gezag en de invloed van de traditionele controlerende instellingen zijn afgezwakt, maar het is ronduit verkeerd daaruit te besluiten dat individuele beslissingen (daarvoor) in de plaats zijn gekomen.”
Minstens zo betwistbaar is de gedachte dat mensen elkaar steeds minder opzoeken om gezamenlijke activiteiten te ondernemen, bijvoorbeeld dat ze liever individueel een sport zouden beoefenen dan in teamverband. Ook in Nederland wordt om de haverklap beweerd dat vrijwilligersorganisaties leeglopen, sportteams uit elkaar vallen en de betrokkenheid bij samenleving en politiek afneemt. Maarten van Bottenburg, Paul Dekker en Joep de Hart laten in ”Kiezen voor de kudde” echter zien dat de teloorgang van het verenigingsleven voor Nederland niet opgaat. Een grote en bovendien nog steeds groeiende groep Nederlanders heeft in de afgelopen jaren zijn politieke handelingsrepertoire juist verbreed.
Empirisch nog twijfelachtiger is het derde aspect: het vaporiseren van klassieke categorieën, waarmee wordt geïmpliceerd dat de relevantie van klasse, sekse, leeftijd, etniciteit of woonplek voor opvattingen en gedrag van individuen zou zijn verminderd. Recentelijk hebben meerdere auteurs overtuigend aangetoond dat deze zogenaamd ouderwetse categorieën nog springlevend zijn.
Zwakkere banden
Het blijkt dat we nog zeer aan groepen zijn gehecht en met steeds méér anderen, op grotere afstand, zijn verbonden. Is er dan recentelijk niets veranderd in de wij-ikbalans? Jawel. De interessantste verschuiving lijkt zich voor te doen in de aard van de bindingen. De banden die mensen aangaan zijn veelal losser: zwakke banden nemen de plaats in van de sterke en omvattende banden die mensen verbonden in verzuilde en hoogideologische tijden. Dit maakt het ook mogelijk (en noodzakelijk) om je te verbinden met meer netwerken tegelijkertijd.
Het leidt tot vluchtiger banden maar vaak ook tot meer connecties.
Dit moderne individu wordt echter vaak verkeerd begrepen; alsof we in een ”iktijdperk” zouden leven waarin mensen zich niet meer verbinden, zich bandeloos zouden gedragen en waarin ook van collectieve actie geen sprake meer zou kunnen zijn.
Juist in de afgelopen decennia hebben zich echter talloze nieuwe bewegingen gemanifesteerd (denk bijvoorbeeld aan de vrouwen- en de patiëntenbeweging of aan de mobilisaties tegen zinloos geweld).
Pluriform
Individuele keuzevrijheid en het koesteren van individuele waarden worden vaak als vanzelfsprekend met pluriformiteit verbonden. Sterker nog, individualisering is voor sommigen bij uitstek het recht om anders te zijn, om te verschillen. Het lijkt er soms op dat keuzevrijheid niet op zichzelf wordt bewierookt, maar omdat (of zelfs: voorzover) zij leidt tot een grote mate van diversiteit.
Het is echter de vraag of individuele keuzevrijheid en pluriformiteit wel samenhangen. Zo heeft de toename van pluriformiteit meestal meer te maken met groepen (groepen migranten hebben Nederland pluriformer gemaakt) en minder met individuen en hun keuzes.
Pluriformiteit in opvattingen en gedrag komt minder voor dan velen menen en is geen logisch gevolg, laat staan een kenmerk van individualisering.
In plaats daarvan is de band tussen individualisering en uniformiteit veel belangwekkender: hoe het relatief uniforme Nederland, met een vrijzinnige ”moral majority” te begrijpen? In Nederland zijn de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw gevierd als een bevrijding uit de zuilen. Allerlei vormen van voorheen ’afwijkend’ gedrag (denk aan echtscheiding, homoseksualiteit, ongehuwd moederschap) werden toegestaan.
Niet eerder vielen in zo’n korte tijd zoveel mensen van hun geloof. Hoewel er in die roerige jaren in eerste instantie sprake was van veel onenigheid, ontstond hieruit nieuwe eensgezindheid. Dat heeft in een aantal gevallen tot ruimte voor nieuw gedrag geleid maar in andere gevallen tot grote afkeuring van gedrag dat niet met deze opvattingen strookt. Er zijn weinig andere landen waarvan zo duidelijk gezegd kan worden welke opvattingen door de meeste inwoners worden gekoesterd en welke praktijken breed gedeeld.
Integratiedebat
De nieuwe eensgezindheid blijkt ook uit het recente integratiedebat. Opvallend, maar in het licht van bovenstaande niet meer verrassend, is dat hierbij de grens tussen autochtonen en allochtonen steeds vaker in sociaal-culturele termen wordt getrokken.
We verschillen op grond van waarden, waarbij ’verlichte’, westerse autochtonen tegenover migranten worden geplaatst die weinig in deze normen en waarden zouden delen. De gelijkheid van mannen en vrouwen en de acceptatie van homoseksualiteit lijken hierbij, naast de scheiding van kerk en staat, de belangrijkste elementen van de lakmoesproef voor geslaagde integratie. Waar in andere landen de autochtone publieke en politieke opinie zelf hevig verdeeld is over kwesties rondom sekse en zeker seksualiteit, daar schaart welhaast het gehele autochtone politieke spectrum in Nederland zich achter vooruitstrevende waarden. Nederland lijkt minder dan andere landen een waardekloof te kennen tussen hoog- en laagopgeleiden waarbij de eersten meer cultureel progressieve en de laatsten meer conservatieve waarden aanhangen. Het lijkt erop dat de Nederlandse autochtonen met een laag opleidingsniveau onder druk van de brede middenklasse, en in oppositie tot laagopgeleide allochtonen, ook in hoog tempo vooruitstrevend (moeten) worden.
Politieke partijen die tot nu toe niet waren opgevallen door hun steun voor vrouwen- of homo-emancipatie, poseren nu als de kampioenen van de gelijkheid op grond van sekse en seksuele voorkeur. Deze nieuwe politieke consensus (die, wat deze immateriële punten betreft, een verschuiving in vooruitstrevende richting betekent) maakt ook begrijpelijk waarom Fortuyn aantrekkingskracht uit kon oefenen op mensen uit alle lagen van de bevolking.
Kennedy
In hoeverre leidt deze relatief eensgezinde, vooruitstrevende waardeoriëntatie in Nederland nu tot integratieproblemen? Het schaarse onderzoek dat op dit punt voorhanden is, wijst inderdaad op een zekere kloof tussen groepen moslims en autochtonen in Nederland. Uit het feit dat, zoals de commissie-Blok constateerde, veel migranten geheel of gedeeltelijk geïntegreerd zijn, valt echter al op te maken dat de betekenis van gedeelde waarden voor het samenleven niet moet worden overschat. Niettemin, de waardekloof is in Nederland groter dan in andere landen.
Oog voor de (eigen)aardigheid van het eensgezinde én vooruitstrevende karakter van autochtoon Nederland is noodzakelijk. Al was het maar vanwege de waarschuwing van de historicus James Kennedy dat als de meerderheidscultuur van de tolerantie een ideologie maakt, het fundament van de verdraagzaamheid aan het wankelen kan raken. Want dat is de paradox van 2004: autochtoon Nederland zet haar breed gedeelde tolerante waarden in om islamitische migranten te stigmatiseren en uit te sluiten.
De auteur is sinds vorige week hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam.