Aan het werk met vrijheid
Naast de verjaardag van mijn jongste zusje vieren we op 5 mei ook de vrijheid. Dit laatste al meer dan zeventig jaar. Ging het aanvankelijk alleen om de beëindiging van de Duitse bezetting, later is het begrip vrijheid breder ingevuld en werd het minder gekoesterd dan gevierd. Goed overigens dat er aandacht wordt besteed aan vrijheid. Het is een kostbaar en tegelijk bijzonder broos bezit. De vraag is wel of je het moet vieren en wat je moet koesteren. Moeten we er niet vooral mee aan het werk?
Hoeveel vrijheid is er eigenlijk in ons land? Sinds 1945 hebben we geen bezetting meer meegemaakt. Vrijheid is echter geen absoluut bezit, het is vooral een gevoel. Elke dreiging van oorlog of geweld neemt dat gevoel weg. Tot eind jaren tachtig kwam de dreiging vooral uit het oosten. Daar stonden de tanks opgesteld, klaar om het vrije Westen onder de voet te lopen. Na de val van de Twin Towers op 11 september 2001 is het allemaal veel gecompliceerder geworden: de vijand kan van alle kanten komen en op elk moment en op elke plaats toeslaan. Hoezo bevrijding vieren, als er extra politie op de been moet zijn om aanslagen bij evenementen te voorkomen?
Vrijheid wordt ook gedefinieerd als ongebondenheid. In die zin is de vrijheid sinds de Tweede Wereldoorlog flink toegenomen. Ons volk heeft volop de teugels laten vieren en veel tradities en taboes afgeworpen. Om zich vervolgens in vrijheid uit te leven naar dat het ieder goeddunkt. Een christen weet dat deze vrijheid niet gelukkig maakt. Ze verbindt ons immers steeds vaster aan de duivel en daarmee aan de dood. Ze is meer oordeel dan geschenk: ze plaatst de mens in een woestijn zonder wegen of wegwijzers, waarin hij eenzaam onderweg is naar de onvermijdelijke dood.
Echte vrijheid is er alleen in de Zoon van God. Zijn Woord maakt, volgens de kanttekening bij Johannes 8:32, vrij van de slavernij van zonde en dood. Die vrijheid is geen zelfstandig naamwoord maar een werkwoord. Allereerst moet ernaar gestaan worden. Jezus volgen gaat niet vanzelf. Het kan alleen als Hij Zelf de band met de zonde losmaakt en dagelijks ondersteunt in de strijd ertegen. Dat is overigens wel Zijn liefste werk. En als we Hem door genade werkelijk volgen, moet er in de vrijheid gestaan worden. Dat is ook hard werken. Niet om de vrijheid te verdienen, maar om te oefenen in het volgen van Hem. Hoe? Ik noem drie voorbeelden.
Staan in de vrijheid betekent dat je je naaste liefhebt, wat het ook kost. Je laat je bijvoorbeeld rond de vluchtelingenproblematiek niet leiden door mogelijke negatieve gevolgen van barmhartigheid, maar je gaat de weg die de Bijbel wijst. Dat betekent dat we ons ontfermen over hulpzoekenden en plaats bieden aan vreemdelingen. Natuurlijk mag je voorzorgsmaatregelen nemen om de veiligheid te waarborgen. Het lenigen van de nood van de medemensen blijft echter voorop staan.
Staan in de vrijheid betekent ook dat je ”coram Deo”, voor Gods aangezicht, leeft naar het Woord. Natuurlijk mogen we ons thuis voelen in de eigen gemeente en helpt de traditie ons om in het gereformeerde spoor te blijven. Wel zouden we elkaar minder de maat moeten nemen, en ons meer moeten laten leiden door wat de Bijbel zegt dan door wat anderen van ons vinden. Staan in deze vrijheid vraagt om geestelijke volwassenheid, het vermogen om hoofdzaken van bijzaken te scheiden en tegelijk om respect op te brengen voor hen die net iets anders denken.
Staan in de vrijheid betekent ten slotte de betrekkelijkheid van het aardse leven beseffen. Het doel is niet zo veel mogelijk bezit, aanzien, genot… Het doel is ons voor te bereiden op een eeuwige toekomst met God. Als niets ons kan scheiden van Christus, hoeven we ons nergens druk over te maken.
Is het dan allemaal zo vanzelfsprekend? Natuurlijk niet. Daarom is het leven van een christen een oefenschool. Dit is zeker: elke oefening verbindt meer aan Christus. En hoe sterker de band met Hem, hoe meer vrijheid beleefd wordt.
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl