Mestbeleid jaagt boeren op kosten
Vanaf 2006 komt er een nieuw mestbeleid. Dat veroorzaakt fors stijgende mestafzetkosten voor de Nederlandse veehouderij. Aanzienlijke krimp van het aantal bedrijven is niet uit te sluiten, maar er is geen geld om hen tegemoet te komen.
Dat staat in de brief die minister Veerman van Landbouw en staatssecretaris Van Geel van Milieu woensdag naar de Tweede Kamer hebben gestuurd. Het kabinet heeft ingestemd met de plannen van de bewindslieden.
Het nieuwe mestbeleid vervangt het huidige mineralenaangiftesysteem Minas. Het Europees Hof van Justitie heeft in 2003 geoordeeld dat daarmee niet de doelen van de Europese Nitraatrichtlijn kunnen worden gehaald. Bovendien is onlangs uit een evaluatie door het RIVM gebleken dat het mestprobleem nog steeds niet is opgelost.
Er komt daarom een nieuw stelsel met gebruiksnormen. Die schrijven precies voor hoeveel mest een boer per hectare mag uitrijden. De gevolgen van deze strengere normen zijn aanzienlijk. Het belangrijkste is dat de kosten voor de afzet van dierlijke mest zullen stijgen, omdat meer bedrijven mest moeten gaan afvoeren. Hierdoor stijgt het mestoverschot en ontstaat een hogere druk op de mestmarkt.
Een onderzoekje door het Landbouw Economisch Instituut (LEI) wijst uit dat met name de intensieve veehouderijen worden getroffen. Als gevolg van de stijgende mestafzetkosten dalen de inkomens daar. De inkomsten zijn in 2009 gemiddeld 20.000 euro lager. In de melkveehouderij gaan de ondernemers er zo’n 1500 euro op achteruit. De totale inkomensdaling onder boeren zal ongeveer 160 miljoen euro per jaar bedragen.
Het LEI becijfert verder dat het nieuwe mestbeleid zal leiden tot een daling van het aantal bedrijven. Vooral varkens- en pluimveehouders zullen eerder hun bedrijf opheffen. Genoemde sectoren krimpen met respectievelijk 5 en 12 procent. Het kabinet bevestigt de analyse van het LEI. „In de varkens- en pluimveehouderij is het niet uit te sluiten dat niet alleen het aantal bedrijven, maar ook de totale omvang aanzienlijk zal krimpen”, schrijven Veerman en Van Geel.
Positief effect van het nieuwe mestbeleid is dat het veel minder regels bevat. De administratieve lasten kunnen met 40 procent omlaag. Deskundigen betwijfelen echter dat die kostenverlichting wezenlijk opweegt tegen de gestegen mestafzetkosten.
Volgens minister Veerman is het aan de boeren hoe zij met het nieuwe mestbeleid omgaan. Hij verwacht dat melkveehouders ervoor zullen kiezen hun koeien vaker op stal te houden en dat kleinere bedrijven hun dierrechten zullen verkopen aan grotere landbouwers.
De bewindsman stelt dat hij niet zal bijdragen aan een warme sanering van de veehouderij. Daar is geen geld voor. Het kabinet zal wel al het mogelijke doen om oplossingen aan te dragen, zoals meer ruimte voor schaalvergroting en mestverwerking en bijdragen aan onderzoek en innovatie.
De regering wil met het nieuwe mestbeleid in 2009 voldoen aan de milieudoelstellingen van de Nitraatrichtlijn. Dan moet in alle gebieden de norm van maximaal 50 milligram nitraat per liter grond- en oppervlaktewater zijn bereikt. Het gebruik van fosfaat, een eis uit de Europese Kaderrichtlijn Water, moet in 2015 zijn teruggebracht tot ongeveer 75 kilo per hectare.
Nog deze zomer hoopt het kabinet met de Europese Commissie een akkoord te bereiken over het nieuwe mestbeleid. Als Brussel ermee instemt, kan ons land daar een verzoek tot derogatie (afwijking) van de normen uit de Nitraatrichtlijn indienen. Die derogatie maakt het mogelijk dat boeren op grasland meer dan de voorgeschreven 170 kilo nitraat per hectare uitrijden.