Ambrosius Blarer: het klooster uit, de wereld in
Alle drie de telgen uit de Duitse familie Blarer hebben meegewerkt aan de reformatie van kerk en samenleving. In de vorige aflevering kwam het werk van Margarete Blarer aan de orde, deze week worden haar broers Ambrosius en Thomas voor het voetlicht gehaald.
Ambrosius Blarer werd op 4 april 1492 in Konstanz geboren uit patricische en economisch onafhankelijke ouders. Na het primair onderwijs in de eigen stad vervolgde hij zijn opleiding met het bezoeken van de Latijnse school, en al in 1505 met de inschrijving aan de universiteit van Tübingen. Daar sloot hij vriendschap met Philippus Melanchthon, die later in Wittenberg naast Luther leidinggaf aan de Reformatie. In 1510 liet hij zich –tot verrassing van velen– opnemen in het benedictijnerklooster van Alpirsbach. Daar studeerde hij verder. In 1512 behaalde hij de graad van meester in de vrije kunsten, waarna hij les mocht geven. Dat gebeurde in erasmiaanse, dus christelijk-humanistische geest.
Nadat hij in 1521 prior was geworden en tevens docent en plaatsvervanger van de abt, kwam in de zomer van 1522 voor hem het moment dat hij het klooster de rug toekeerde. De oorzaak lag in zijn geestelijke ommekeer: hij had –via boekenzendingen van zijn broer Thomas uit Wittenberg– Luthers boodschap begrepen en wist zich sterk verbonden met de door hem ingezette kerkhervorming. De leiding van het klooster kon zich hiermee niet verenigen.
Ambrosius keerde terug naar Konstanz, waar zijn jongere broer Thomas al overgegaan was tot de Reformatie. In de winter van 1522/23 schreef hij enkele gedichten, waarvan het lied ”Wie ’s Gott gefällt, gefällt’s mir auch” (”Het is mij goed wat God behaagt”, Evangelisch Gesangbuch, lied 281). Hij nam contact op met Zwingli en Oecolampadius, maar kon (nog) niet instemmen met hun avondmaalsopvatting. Later stond hij ook met de reformator Bucer in contact, met wie hij zich sterk verbonden voelde.
Preken
Vanaf 1525 was het voor de bevolking van Konstanz duidelijk dat Ambrosius de protestantse leer aanhing. Dat merkte men elke zondag in zijn preken. Eind jaren 20 werkte Ambrosius mee aan de Reformatie van de Zuid-Duitse steden Ulm, Esslingen, Memmingen, Lindau en Augsburg. In Augsburg maakte hij de rijksdag van 1530 mee waar, naast de Augsburgse Confessie, ook die van vier Zuid-Duitse steden (Straatsburg, Konstanz, Memmingen en Lindau), de Confessio Tetrapolitana, ingediend werd. Bij die confessie sloot Ambrosius Blarer zich aan.
Voor Ambrosius –en niet alleen voor hem– was 1531 een rampjaar: Zwingli sneuvelde in de strijd bij Kappel en zes weken later stierf Oecolampadius in Basel na een kort ziekbed. De Reformatie in Zwitserland en Zuid-Duitsland moest verder zonder deze twee aanvoerders. Ambrosius stapte in het vacuüm en wist na enkele mislukkingen veel invloed te krijgen in Zuid-Duitsland, vooral in de vrije rijkssteden.
In 1533 trouwde hij in Konstanz met de voormalige non Katharina Ryf von Blidegg. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren. Ambrosius’ reformatiestreven richtte zich vervolgens –in opdracht van hertog Ulrich– op Württemberg, waar hij met professor Erhard Schnepf onder meer de universiteit van Tübingen hervormde. Teleurstellend moet het zijn geweest dat de strenge lutheranen wisten te bereiken dat Ambrosius uit het ambt gezet werd; zij vertrouwden hem als vermeende aanhanger van Zwingli, Bullinger en Bucer niet.
Na een kort verblijf in Augsburg werd hij ook daar verdreven en keerde hij met vrouw en kinderen terug naar Konstanz. Zij overleefden de pestepidemie van 1542. Na enkele jaren van rustig werken nam hij –nadat de vrijheden van de protestanten in 1548 door de keizer werden ingeperkt– de wijk naar het Zwitserse Winterthur, waarna hij van 1551 tot 1559 een predikantsplaats kreeg in Biel, om daarna weer in Winterthur terug te keren. Daar had hij contact met Calvijn in Genève. Verschillende brieven zijn er bewaard gebleven en die getuigen van positieve aandacht en troost in boze tijden. Zo was Konstanz van het spoor van de Reformatie afgegleden en vervallen tot grote onzedelijkheid. Ambrosius kon alleen maar werkeloos toezien en bidden dat deze toestand spoedig weer tot het verleden behoorde.
Al met al heeft Ambrosius Blarer een beperkte bijdrage geleverd aan de Reformatie van zijn geboortestad Konstanz. Zijn inzet daarbuiten is enorm geweest. Hij overleed op 6 december 1564 in Winterthur. Een man met voortreffelijke gaven had zijn aardse taak in Gods dienst vervuld. Zijn bijdrage aan de Reformatie bestond niet in het publiceren van veel geschriften, maar in de praktische vormgeving van de dienst aan God en Zijn Kerk.
Thomas Blarer
Zijn broer Thomas, in 1499 geboren, koos als jongvolwassene voor twee studies: eerst rechten in Freiburg im Breisgau, waar hij wegvluchtte voor de pest, zonder dat hij een wetenschappelijke graad had behaald. Daarna studeerde hij theologie en Hebreeuws in Wittenberg. Daar volgde hij colleges bij onder anderen Luther en Melanchthon. Thomas hield de familie goed op de hoogte van de ontwikkelingen in het reformatorische kamp.
En Thomas maakte wat mee! Eerst al de verbranding van de pauselijke banbul door Luther, bij de Elsterpoort. Enkele maanden later maakte hij deel uit van het gezelschap dat Luther begeleidde naar de rijksdag van Worms, in het voorjaar van 1521. Na Luthers ‘ontvoering’ was hij getuige van de Wittenberger onrust, die voor Luther aanleiding werd zijn veilige kasteel de Wartburg te verlaten. Zijn broer Ambrosius, nog in het klooster, stuurde hij werken van Luther en Melanchthon. In 1522 keerde Thomas terug naar Konstanz.
In 1524 was hij nauw betrokken bij de doorvoering van de Reformatie, ook met het opstellen van een tuchtordening die het openbare leven onder strengere regels plaatste dan de Rooms-Katholieke Kerk ooit had gedaan; het bracht een zedelijke omwenteling tot stand die verwondering wekte. Thomas trouwde en begon een burgerlijke loopbaan. Hij was jarenlang lid van de stadsraad en bekleedde in bepaalde jaren onder meer het ambt van burgemeester.
Toen de keizer in 1548 zijn ”Interim” (dat de mogelijkheden van de reformatorische bevolking sterk beperkte) aan Duitsland oplegde, was Thomas Blarer een van de mensen die met de keizer onderhandelden over de bepalingen van dit decreet. Maar de keizer kende geen genade; de Habsburgers wilden Konstanz graag bij Oostenrijk voegen. Hoewel Thomas voorstander was van burgerlijk verzet, kwam het niet zover. Het werd hem duidelijk dat vertrekken uit Konstanz verstandiger was. In 1549 reisde Thomas met zijn gezin naar de familieburcht Neugiersberg in het Zwitserse Thurgau, dicht bij Winterthur. In Konstanz kwam een eind aan de Reformatie. Keizerlijke troepen namen de stad in, die daarna geen lid meer mocht zijn van het protestantse Schmalkaldisch Verbond.
Op 19 maart 1567 overleed Thomas Blarer. Ook hij heeft gedichten geschreven die als liederen in de kerk kunnen worden gezongen, waaronder het avondmaalslied ”Du hast uns Leib und Seel gespeist” (”Gij hebt ons naar lichaam en ziel gespijzigd”, Evangelisches Gesangbuch, lied 216).
De inzet van de Blarers is, ondanks de teloorgang van de Reformatie in Konstanz, niet tevergeefs geweest. Hun werken spreken tot op vandaag heldere taal.
Dit is het achtste deel in een serie over minder bekende hervormers, in de aanloop naar de herdenking van 500 jaar Reformatie.