Shop-in-shop: ondernemen op de vierkante meter
Met overbodige spullen kun je van alles doen. Weggeven. Naar de kringloop brengen. In de juiste kliko stoppen. Hipper is: een winkeltje beginnen.
Ondernemen op de vierkante meter
In het Achterhoekse stadje Lochem zit een winkeltje dat Je Winkeltje heet. Buiten hangen kleurige jurken en vrolijke sjaals aan een rek, ernaast staan emaillen keukenspullen en een hobbelpaard. De linkeretalage showt muziekinstrumenten en antieke meubeltjes.
Dit lijkt zo’n winkel waar je even in wilt lopen als je aan het shoppen bent. Maar wat is het voor zaak? Kringloop? Net niet. Antiekzaak? Niet echt. „Heb jij spullen die je wilt verkopen?” zegt het bord op de gevel. „Huur dan nu je eigen winkel!” Zo’n winkel is het dus: mensen huren er een kast en stallen daar hun spullen uit. Gehaakte babysokjes, knuffels, cd’s, lp’s, wijn, serviesgoed, kleding, hoeden, tassen.
Modelautootjes, zoals die van Henry van Haaren. Hij staat achter de toonbank in Je Winkeltje en zegt: „Mijn verzameling modelauto’s werd zo groot, ik moest echt wat weg gaan doen, en dus zette ik ze hier in een kast. Alleen Citroën houd ik zelf, de rest mag weg, en het loopt als een trein. Het verschilt een beetje per merk hoe hard het gaat. Onlangs kwam er een Opelliefhebber langs en die nam een hele collectie mee.”
Van Haaren huurt voor 75 euro per maand een kast. „Als ik het over een jaar bekijk, haal ik de huur er zeker uit”, zegt hij. „Kijk, het is niet zo dat ik morgen een Ferrari kan gaan bestellen, maar ik houd er best wat aan over.”
Leuke spullen, leuke prijzen
Initiatiefnemer van Je Winkeltje is Peter de Mönnink (49) uit Delden. Hij opende het winkelpand van 425 vierkante meter in 2015. In de ruimte passen ongeveer honderd kasten; zo’n tachtig zijn er voortdurend verhuurd en gevuld. Huren kan per week, maar de meeste verkopers gaan voor een langere periode. „Anders ben je drukker met spullen brengen en weer ophalen dan met verkopen”, zegt De Mönnink.
Alle aanbieders krijgen barcodes mee, zodat ze thuis hun spullen kunnen prijzen. Elke maandag wordt de opbrengst –in Lochem is dat 100 procent van de verkoopprijs– van de week ervoor overgemaakt naar de verkopers.
Soms weigert De Mönnink een huurder omdat het aanbod niet in Je Winkeltje past, in zijn visie. Zoals onlangs een aanbieder van nepparfums. „Bij ons vind je wat je niet bij Action of het tuincentrum vindt. We hebben leuke spullen voor leuke prijzen. We zijn geen kringloopwinkel. Ik probeer een niveau neer te zetten dat onderscheidend is, en zolang ik dat vasthoud, zie ik de toekomst zonnig in.”
Zelf biedt hij meubels aan, die hij zorgvuldig uitkiest op bijvoorbeeld Marktplaats. Hij heeft elf jaar in een meubelzaak gewerkt, dus hij weet wat hij moet hebben. „Beetje brocante, beetje antiek.” Boven de winkel zijn drie aparte ruimtes waar een aanbieder een compleet winkeltje kan inrichten. Op dit moment zitten daar de Stichting Vietnam en een stoffenzaak.
Koffietafel
Hennie Doldersum (66) uit Deventer van de Stichting Vietnam Nederland is een van de toppers in Je Winkeltje, wat omzet betreft, samen met bijvoorbeeld de verkoper van lp’s. De kleurige kleding aan het rek buiten komt van Hennie Doldersum. Christenen in Vietnam maken de jurkjes, sjaals en tassen voor haar; de inkomsten maken het mogelijk om te evangeliseren in haast onbereikbare bergdorpjes.
Eerder stond Doldersum op markten en braderieën, in kou, regen en zonneschijn. Sinds een jaar of twee is ze haar Vietnamese spullen gaan verkopen in panden zoals Je Winkeltje. Zij zorgt voor de bevoorrading, richt haar ruimtes netjes in, maar hoeft er niet zelf te staan: de eigenaar van het pand zorgt voor mensen achter de toonbank.
Ongeveer de helft van het geld dat de Stichting Vietnam jaarlijks ophaalt, komt binnen door de verkoop via dit soort winkels, zegt Doldersum. Inmiddels is ze in twaalf van dergelijke zaken te vinden. Ze is blij dat haar spullen droog staan, dat ze er niet zo mee hoeft te sjouwen zoals op de markten, dat de eigenaars van de panden helpen en meedenken – zoals ze extra merkte toen ze onlangs geopereerd moest worden en zelf tijdelijk uit de running was.
Ze houdt van de sfeer in de winkels, en van de originaliteit die ze gaandeweg op de markt miste. „In iedere winkel is wel een koffietafel. Ik denk nu aan een zaak die wordt gerund door een man, vrouw en hun dochter. Zij staan met hun drieën toch gigantisch lief voor de mensen te zijn! Een man in een scootmobiel komt regelmatig langs om koffie te drinken. In gewone winkels word je soms amper begroet. Hier wel. Dit soort winkels is de tegenhanger van groot en anoniem.”
In een zomer zag ze in zo’n gedeelde winkel in Arnhem de kraam van een meisje van 12 jaar. „Zij en haar ouders gingen dat jaar niet op vakantie; het meisje wilde graag een plank huren en spullen verkopen. De hele vakantie runde zij haar winkeltje, ze verkocht puzzels en Donald Ducks, en hield aan het eind een leuk bedrag over.”
Het is sociaal en het is gezellig, maar tegelijk gaat het om ondernemerschap op elke vierkante meter. Daarmee staat of valt het succes van een miniwinkel. Doldersum weet dat. Wat in de ene winkel goed loopt, verkoop je in de andere zaak niet, en wat waar past moet je aanvoelen. „Je moet weten dat in Winterswijk de Duitsers winkelen, die kopen gemakkelijk, en dat mensen in Gouda om merken vragen. In Nunspeet komen veel toeristen en koopjesjagers, daar ziet zo’n winkel er heel anders uit dan in Lochem, waar vrij veel rijke mensen wonen. Of dan in Sneek, waar de winkel aan het water zit en ’s zomers gasten van de boten langskomen.”
Itsepalvelukirpputori
Sneek was de eerste. Of bijna de eerste, eerlijk is eerlijk, aldus Marlies van Steen (63) uit Heerenveen, de oprichter van mijnTafel. Later hoorde ze dat in 2009 een Finse vrouw in Amersfoort al was begonnen met het verhuren van een ruimte aan verschillende kleine aanbieders, maar toen Van Steen op 13 juli 2013 mijnTafel in Sneek opende, leek het concept nog nieuw in Nederland.
In 2012 zag het ernaar uit dat Van Steen werkloos zou worden. „Sinds mijn 18e had ik in loondienst gewerkt en nu belandde ik in de WW, wat moest ik daar nou mee?” Haar zoon, die in Finland woont, wees haar op de ”itsepalvelukirpputori” oftewel zelfbedieningsvrijmarkt, een vrijmarkt waar je als verkoper niet zelf aanwezig hoeft te zijn om je spullen te verkopen. Dat winkelconcept kwam oorspronkelijk in Finland op in de jaren 80 en is inmiddels niet meer weg te denken uit Scandinavië, aldus Van Steen. Ze opende haar eigen winkel in Sneek, met 120 tafels die bij de opening al allemaal verhuurd waren. Haar zoon bouwde het concept uit met franchisenemers – ondernemers die gebruikmaken van dezelfde software, het logo en de marketing– en zo ontstond mijnTafel Franchise. De naam komt van het Finse woord ”pöytä” (tafel), zoals de Finnen dergelijke verkoopplekken noemen.
Inmiddels zijn er twaalf vestigingen verspreid in Nederland en bijna zeventig „collegavestigingen” in Finland en Denemarken. De Finse software wordt in acht verschillende talen verkocht aan alle itsepalvelukirpputorit. Het streven was om vijftig winkels in Nederland te hebben na drie jaar, maar dat is nog niet gelukt. Wel werd het concept „overal gekopieerd” – aanvankelijk tot verdriet van Van Steen, maar inmiddels ziet ze er een positieve kant van: „Zo wordt het idee achter mijnTafel overal bekend.”
Van Steen heeft vier parttimers in dienst. Dagelijks krijgt ze 200 tot 300 potentiële klanten over de vloer. „De bedoeling is dat mensen hier komen snuffelen – ”sneupen”, zeggen de Friezen. Je zou ons bedrijf als een fysieke Marktplaats kunnen zien.
Na bijna vier jaar leg ik nog steeds dagelijks het idee uit. „Waarom staat hier alles door elkaar?” vragen klanten. Dan vertel ik dat elke tafel iemands winkel is. „In deze winkel vind je zo’n 140 winkeltjes”, zeg ik.”
Net als Hennie Doldersum vindt Van Steen het sociale aspect van haar winkel leuk. „Een meneer van 75 bakt wekelijks taarten, te veel voor hemzelf, en dus komt hij ze brengen om bij de toonbank te zetten. In het weekend drinken 70-plussers hier koffie en voor de taart doen ze dan geld in het potje voor het goede doel.” Daarnaast is ze uit de WW en heeft ze een inkomen: „Er blijft iets over waar ik van kan leven.”
De huurders van mijnTafel bestaat voor 80 procent uit particulieren, 10 procent uit ondernemers en voor 10 procent uit hobbyisten die iets moois maken dat ze willen verkopen, schat Van Steen. Voor webwinkeliers biedt het concept ook kansen, weet ze. „Een vrouw had hier een tafel met massagezalfjes, tijgerbalsem en zo. Na een tijdje wilde ze daarmee stoppen omdat ze een online-toko wilde beginnen. Waarom zou je je tokospullen ook niet bij ons uitstallen, zei ik. Dat deed ze, en de mensen die eerst naar de toko in Heerenveen reisden, kopen nu hier hun ketjap, kroepoek en de spullen om groene cake te bakken, vanaf een tafel van 1,5 vierkante meter.”
Crisis
Het idee van mijnTafel werd een succes, ook al zijn niet alle dergelijke zaken bij mijnTafel aangesloten, of bij Jouw Marktkraam, een vergelijkbaar concept dat eind 2013 van start ging en dat inmiddels 37 winkels heeft. Sommige ondernemers kozen ervoor om zelfstandig te beginnen, zoals Peter de Mönnink van Je Winkeltje in Lochem.
Voor het grotere verhaal over de franchisenemers –een aantal mijnTafelfilialen sloot inmiddels de deuren– verwijst Van Steen naar haar zoon. „Ik run gewoon mijn eigen winkel in Sneek. En ik ben ondernemer. Als ik niet genoeg kopers heb, lopen verkopers weg, en andersom. Voor jonge franchisenemers geldt net zo goed dat ze wel echt moeten ondernemen om het te redden. En voor ons geldt dat we bezig blijven om de formule te verbeteren en te vernieuwen, ook op onlinegebied. Zoals met mijnTafel Webshop, waarmee we offline- en onlineverkoop samenbrengen.”
Tijdens de economische crisis, de afgelopen jaren, deden kringloopwinkels het goed. Daar heeft het succes van zaken als mijnTafel wel mee te maken, denkt Van Steen – waarbij ze haar concept een beetje als concurrentie voor de kringloop ziet. „Eerder dumpten we spullen, nu proberen we ze te verkopen. Vroeger was het misschien een schande om spullen tweedehands te kopen, nu is het een sport.”
Groen bloesje
Die trend bespeurt ook Pier Sambrink (47) uit Leeuwarden, de man achter Jouw Marktkraam. „De economische crisis heeft de circulaire economie belangrijker gemaakt. Als kind was ik een jaar lang blij met een nieuw autootje, nu zijn kinderen er na drie weken op uitgekeken. Daar is gewoon iets behoorlijk veranderd. Daarom bieden wij kinderkramen aan, zodat kinderen dat autootje kunnen verkopen en zich er bewust van worden dat iemand anders blij kan zijn met jouw spullen.” Als een nieuwe Marktplaats, zo ziet hij de winkels ook: „Als je het autootje voor 10 euro op Marktplaats zet, krijg je biedingen van 1, 2 of 3 euro. In onze winkel levert het gewoon 10 euro op. Verder krijg je niet het gedoe van mensen die zeggen dat ze spullen zullen ophalen, maar niet komen opdagen.”
Ja, het concept is rendabel, stelt Sambrink – mits er beweging in zit. „Hoe meer mensen met hun winkeltje bezig zijn, des te beter wordt er verkocht. In het klein gebeurt hier wat in het groot ook geldt. Een klant moet na drie weken niet hetzelfde roze bloesje zien liggen, het moet dan minimaal een groen bloesje zijn.”
Bij Jouw Marktkraam is de verhouding tussen particuliere aanbieders en bedrijfjes inmiddels 50/50, ziet Sambrink. De wortels van webwinkel woonloodz.nl liggen bij de verkoop van drie, vier industriële lampen in een kraam bij Jouw Marktkraam, vertelt hij. Voor ondernemers kan zo’n kraam een manier zijn om te polsen of hun product aanslaat bij consumenten.
Pier Sambrink ziet vooral kansen in de grotere steden, omdat daar meer potentiële kopers en verkopers zitten. Wat weer goed is voor de beweging. „Onze winkels bruisen”, zegt hij. „Over een jaar of tien zijn we niet meer weg te denken uit de winkelstraten. We trekken op een doordeweekse dag meer mensen dan een doorsneewinkel, tussen de 200 en de 300. Gemeentes benaderen ons zelfs; ze vragen of we soms plannen hebben om ons ergens te vestigen. De franchisers bewegen, kopers en huurders zijn voortdurend bezig, en wij ook – we zijn één krioelende massa.”
Groot leert van klein
„Winkels worden ontmoetingsplekken, waar je samen iets doet en elkaar aanvult”, zegt Harry Bijl van INretail, brancheorganisatie in non-food. „Het shop-in-shopfenomoon past in die trend. Ik zou het noemen: samenwerken in elkaars platformen. Ieder doet waar hij goed in is, en zo krijg je: 1 + 1 = 3. Dat werkt vooral als ondernemers complementair zijn. Vroeger zat de klusjesman op een andere plek dan de sanitairverkoper, dat verandert: de klusjesman verblijft weer dicht bij de showroom. Of het gaat andersom: een winkel stalt spullen op het industrieterrein, waar de ambachtsman zit.
Het shop-in-shopfenomoon past in die trend. Jij hebt producten, ik heb een winkelpand, zullen we elkaar aanvullen? Online zie je hetzelfde gebeuren, denk aan bol.com: een platform waar allemaal artikelen van verschillende aanbieders worden verkocht. Bol krijgt provisie van wat er wordt verkocht – dat is anders dan de marge die een boekhandelaar verdient bij de verkoop van een boek. Het werkt omdat bedrijven elkaar aan klanten helpen of extra omzet creëren. Ander voorbeeld: het onlineplatform Minto.
Ik zie het bijvoorbeeld bij de Pistache Mixstore in Zwolle, in Parijs bij Uniqlo en bij made.com in Engeland, bij Gather in Haarlem, in het concept Hutspot, bij Collectiv in Den Haag en bij Scoop store in Antwerpen. Vroeger waren retailers elkaars concurrenten, nu versterken ze elkaar steeds vaker op de winkelvloer door private labels van elkaar te kopen zoals bijvoorbeeld de retailers Anna van Toor, Only for Men en Chasin’ dat doen.
Grote warenhuizen veranderen in een reeks winkeltjes. Warenhuizen hebben het zwaar te verduren gehad – en terwijl eerder de kleintjes van de grote leerden, leren nu de grote bedrijven weer van de kleine hoe ze aantrekkelijk kunnen zijn.
Voor het succes hiervan blijft één ding cruciaal: dat is de relevantie voor de consument. Als een concept niet relevant of logisch is voor de klant, kun je het vergeten.”
Hebbe & Houwe
Vlak bij de haven in Werkendam zit sinds 2015 Hebbe & Houwe, een winkel waar ongeveer dertig deelnemers een plekje hebben gehuurd. Myra Wallenburg runt de zaak. Haar vriend woonde destijds boven het leegstaande pand van 275 vierkante meter en bedacht wat je daar allemaal mee zou kunnen doen. Hij en Wallenburg besloten er een winkel van te maken voor hobbyisten die hun zelfgemaakte creaties kunnen verkopen. „Meestal geven ze hun spullen weg, omdat ze te veel maken”, aldus Myra Wallenburg. „Nu kunnen ze ze verkopen en aan anderen laten zien wat ze zoal maken.” Ondernemers in de dop zijn ook welkom: „Bijvoorbeeld mensen die het leuk zouden vinden om een winkel of iets dergelijks te beginnen, maar niet weten of het product dat ze op het oog hebben gaat lopen.
In ons pand staan kasten en andere objecten waar huurders hun spullen in of op kunnen plaatsen. De winkel is ruim opgezet, zodat mensen met een scootmobiel, rolstoel of kinderwagen er ook doorheen kunnen. Het aanbod is heel divers: je vindt hier houten speelgoed, haak- en breiwerk, decoraties voor in huis, cadeautjes voor bruiloften, tekstborden, babyartikelen, glassieraden, boeken, bakmeel van de molen uit de regio, sap en zelfgemaakte jam, thee en nog veel meer. Voor iedere portemonnee ligt hier wel wat.”