Amsterdam even verzamelplaats oliewereld
Voor de tweede keer in vijf jaar komen olieministers van verscheidene landen in Nederland bijeen voor belangrijk overleg. De vergaderplaats is ditmaal het zwaar beveiligde Okurahotel in Amsterdam, waar komend weekeinde een grote energieconferentie onder leiding van minister Brinkhorst plaatsheeft. Centraal staat de sterk gestegen olieprijs, die de financiële markten al weken in een greep houdt.
In maart 1999 verzamelden de olieministers van onder meer Saoedi–Arabië, Algerije, Venezuela en Iran zich in Wassenaar. De bijeenkomst in het sjieke duindorp bij Den Haag betekende de terugkeer van de eensgezindheid binnen de Organisatie van Olie–Exporterende Landen (OPEC), waarbij elf landen zijn aangesloten.
De aanwezige ministers besloten toen tot een gezamenlijke verlaging van de olieproductie. Het sluiten van de rijen was haast onontkoombaar geworden omdat de olieprijs zich eind 1998 op een historisch laag niveau van nog geen 10 dollar per vat (159 liter) bevond. Olie was op dat peil niet eens meer een lucratieve business.
Nu betalen handelaren voor een vat ruwe Amerikaanse olie meer dan 40 dollar. Een sterke stijging was vorig jaar al zichtbaar in de aanloop naar de oorlog in Irak, maar de recente prijsniveaus zijn sinds de eerste Golfoorlog in 1990/1991 niet meer gezien.
De OPEC zegt dat ze weinig aan de stijgingen kan doen. Olieproducerende landen kunnen gewoonweg de vraag niet aan omdat de hardgroeiende economieën van de Verenigde Staten en vooral China en India olie als water opslurpen.
Een probleem is dat veel OPEC–leden, maar bijvoorbeeld ook Rusland, op het maximum van hun capaciteit aan het produceren zijn. Alleen Saoedi–Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten hebben nog reservecapaciteit, meent energiedeskundige prof. C. van der Linde van het instituut Clingendael.
Het was dan ook Saoedi–Arabië dat onlangs pleitte voor een productieverruiming van 1,5 miljoen vaten. Nu hanteert de OPEC een plafond van 23,5 miljoen vaten per dag. Van der Linde verwacht echter niet dat het oliekartel al in Amsterdam tot een verruiming zal besluiten. „Dat zal waarschijnlijk op 3 juni op de reguliere vergadering in Beiroet gebeuren. De OPEC zal komend weekeinde vooral laten blijken dat ze ook bezorgd is over de hoge olieprijs, om de gemoederen te bedaren."
Volgens Van der Linde overheerst er binnen de OPEC nu twijfel over de te volgen koers. Doordat de dollar flink in waarde is gedaald, hebben vele leden het gevoel dat een hogere olieprijs het verlies aan koopkracht compenseert. „Misschien is de reële prijs van een vat olie voor hen nu wel 25 dollar en dus binnen de door de OPEC nagestreefde bandbreedte van 22 tot 28 dollar. Het gaat in de discussie niet meer om de nominale prijs. We moeten niet vergeten dat sommige OPEC–leden vreselijk afhankelijk zijn van olie–inkomsten."
Tweestrijd is er ook over de situatie in Irak, dat na Saoedi–Arabië over de grootste bewezen oliereserves in de wereld beschikt. Onlangs kwam de Iraakse olieproductie al uit op twee miljoen vaten per dag, maar aanslagen op installaties en pijpleidingen maken de situatie erg onoverzichtelijk.
De onzekerheid over Irak is al lange tijd een dilemma voor de OPEC. Toen de Amerikaanse invasiemacht razendsnel het bewind van Saddam Hussein onderuit haalde, ging de olieprijs hard naar beneden in de verwachting dat Irak snel de productie weer zou hervatten. Nu dat tegenvalt, gaan de prijzen weer even hard omhoog. Maar het oliekartel moet er rekening mee houden dat de Iraakse reserves op een gegeven moment benut zullen worden.
Daarom besloot de OPEC eind maart ook om de productie terug te brengen, tot groot ongenoegen van grote olieverbruikende landen als de VS, die het herstel van hun economieën in gevaar zien komen. Al met al is er genoeg stof tot nadenken aankomend weekeinde. „Een prijsdaling komt eraan, zeker als de OPEC aangeeft dat ze bereid is om meer te produceren. Maar de spanning tussen vraag en aanbod zal nog wel een tijdje blijven", aldus Van der Linde.