Cultuur & boeken

Mieren in de hoofdrol

Titel:

Marianne Witvliet
25 February 2002 11:44Gewijzigd op 13 November 2020 23:26

”Ik heb het niet gedaan!”
Auteur: Udo Weigelt en Julia Gukova
Uitgeverij: De vier windstreken, Voorschoten, 2001
ISBN 90 5579 563 1
Pagina’s: 26
Prijs: € 12,25; Titel: ”Hé, kleine mier”
Auteur: Philip en Hannah Hoose en Debby Tilley
Uitgeverij: Gottmer, Haarlem, 2001
ISBN 90 257 3420 0
Pagina’s: 26
Prijs: € 12,50;

Titel: ”Tobber”
Auteur: Charlotte Dematons
Uitgeverij: Lemniscaat, Rotterdam, 2002
ISBN 90 5637 395 1
Pagina’s: 26
Prijs: € 12,50;

Titel: ”Pinguïn en IJsbeer zijn ver van huis”
Auteur: Matthea Odolphie
Uitgeverij: Van Buuren, Weert, 2001; 28 blz.; € 12,50;

”Het eikenboompje”, door Helen Peacock en Neil Reed; uitg. De Vries-Brouwers, Rotterdam, 2001
ISBN 90 5341 396 0
Pagina’s: 28
Prijs: € 13,55;

Titel: ”De boerderij van Muis”
Auteur: Lucy Cousins
Uitgeverij: Leopold, Amsterdam, 2001
ISBN 90 258 3044 7
Pagina’s: € 18,10.

Een onafgebroken stroom prentenboeken verovert opnieuw de boekenplanken. De ideeën lijken nog lang niet op. Het samenspel tussen schrijvers en tekenaars resulteert in een onuitputtelijke bron van fantastische verhalen. Hoofdpersonen zijn en blijven meestal dieren. En soms zelfs mieren.

Udo Weigelt en Julia Gukova maakten ”Ik heb het niet gedaan!” waarin de aandoenlijk getekende raaf Julia ervan wordt verdacht frambozen stelen. De fret heeft ze geplukt en opeens zijn de roze vruchtjes weg. In het boek verwijst de auteur naar het in 2000 verschenen ”Wie heeft het goud van de hamster gestolen?” waarin Julia de raaf de dief bleek te zijn. Omdat de fret onder Julia’s boom een framboos vindt, gaan de dieren ervan uit dat zij dit keer opnieuw de dader is. Deze vermenging met een vorig verhaal is discutabel. Prentenboekverhalen moeten los van elkaar staan, al is het leuk als kinderen net als in recente boeken van Ingrid en Dieter Schubert in een nieuw verhaal dezelfde dieren tegenkomen.

Het spoor leidt via de vals beschuldigde Julia naar een lange rij wandelende frambozen. De dieren snappen er niets van, tot ze daaronder mieren ontdekken. „Het spijt me echt”, zegt de muis tegen Julia. „Ik wist bijna zeker dat jij ze had gestolen.” Zoals het een goed verhaal betaamt, loopt het bevredigend af. De dieren eten eensgezind met elkaar de frambozen op.

”Hé, kleine mier” is een samenspraak in dichtvorm tussen een jongen en een mier. De jongen wil de mier platlopen en zegt: „Luister eens mier, ieder kind in de stad trapt voor de lol wel eens dieren plat.” Waarop de mier antwoordt: „En jij doet gewoon wat een ander zegt? Beslis jij niet zelf wat je goed vindt of slecht? Stel dat jij mij was en dat was mijn schoen. Wat zou je willen dat ik zou doen?” De tekeningen verduidelijken veel, blazen de jongen of de mier op tot de juiste proporties. Van een sterke plot is geen sprake, maar het educatieve aspect is onbetwist. De auteurs laten lezer(tje)s zelf beslissen wat de jongen nu moet doen. Doodtrappen of niet? De laatste tekening van een enorme schoen boven het bibberende miertje is genoeg. Alle kinderen roepen vast en zeker NEE.

Piekerend beertje
Charlotte Dematons levert met ”Tobber” weer een sterk staaltje van haar kunnen. De fijn uitgewerkte tekeningen over de zojuist ontwaakte beren in een speelgoedwinkel zijn meesterlijk. Evenals in vorige boeken (”Waar is Assepoester?”, ”Ga je mee?”) werkt Dematons met precisie en gevoel voor expressie. Haar tekeningen winnen het overigens van de tekst, die hier en daar wrikt.

In de berenwinkel is één beertje dat zorgelijk voor zich uitkijkt. De andere beren doen alle mogelijke moeite om erachter te komen wat hij heeft. Is hij doof? Heeft hij het koud? Of is hij hongerig? Maar kleren en eten helpen niet. Het beertje kijkt sip. De beren gaan weer lekker slapen. Behalve Flipje. Hij klimt naar beneden en gaat naast het zielige beertje zitten. Hij snapt het. Het beertje is bang voor kinderen! Maar dat is nergens voor nodig, zegt Flipje.

„Kinderen pakken ons vast en laten ons niet meer los. Ze knuffelen ons en zoenen ons. Ze zeggen dat we overal mee naar toe mogen. Mee op vakantie, mee naar school en mee in de zandbak. Weet je wat me het fijnste lijkt? Mee in bed, lekker warm onder de dekens.” Tobber, want zo heet -hoe kan het anders- het beertje, kruipt lekker tegen Flipje aan als de winkeldeur opengaat…

Even prachtige tekeningen, maar met een minder soepel verhaal van dezelfde auteur, kom je tegen in ”Pinguïn en IJsbeer zijn ver van huis”. Pinguïn is de zuidpool en IJsbeer de noordpool kwijt. Ze gaan samen op zoek. In een opvallend storend lettertype -maar dat is de fout van de vormgever- suddert het verhaal naar een niet al te spannende climax. Pinguïn en IJsbeer vinden een verrekijker en een uitkijktoren, maar de noordpool en de zuidpool blijven zoek. Dus besluiten ze in een tam einde dat die niet weglopen en houden ze gewoon op met zoeken.

Muizenhuis
Een prachtig flapuit en speelboek is ”De boerderij van Muis”, al betwijfel je de houdbaarheid op lange termijn. In gretige kinderhandjes moet het pop-upboek met losse papieren dieren en voorwerpen wel in sneltreinvaart slijten. Niettemin is het prachtig gemaakt. Bind je de rugdelen tegen elkaar, dan heb je de boerderij van Muis, met vier kamers. In een klein boekje lees je dat er veel te doen is op de boerderij. Kinderen mogen helpen. Met melken en eten geven. Worteltjes voor het paard, een botje voor de hond en hooi voor de koe. Er zijn doorkijkraampjes en spannende luikjes. Wie klaar is met het helpen van Muis, kan het papieren speelgoed in de schuur opbergen. Heel voorzichtige kinderen kunnen dit prachtige boek van Lucy Cousins wel aan.

Een serieus vierseizoenenverhaal is ”Het eikenboompje” van Helen Peacock en Neil Reed. De kringloop in de natuur, weergegeven in sfeervolle tekeningen, begint bij de eikel die de eekhoorn uit de grote oude eikenboom haalt voor zijn wintervoorraad. ”…maar hij kan niet alles terugvinden. Een van de eikels blijft in de grond begraven.” Het wordt lente. Uit de eikel komt van boven een scheutje en van onderen een worteltje. Herfst, regen en stormen vellen in het najaar de oude eikenboom. Maar verscholen tussen de afgebroken takken staat het jonge eikenboompje. Het groeit en groeit, tot het zelf eikels draagt en er een vlaamse gaai komt, die de eikels verzamelt voor de winter. Maar één eikel blijft in de grond liggen…

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer