Opinie

Toegespitst: Hoop doet leven

Mensen zijn en blijven zwervers in de wereld en hun eigen leven. Dit voedt het gevoel van melancholie, en tegelijk de hoop om ooit volledig thuis te komen. Die woorden komen niet uit de pen van een christelijke auteur, maar van de seculiere filosoof Joke Hermsen. Waar ligt de verbinding en waar schuurt Hermsens betoog met een Bijbels mensbeeld?

dr. A. J. Kunz
24 April 2017 09:41Gewijzigd op 16 November 2020 10:23
beeld Istock
beeld Istock

In het kader van de Maand van de Filosofie schreef Hermsen haar essay ”Melancholie van de onrust”. Hierin verkent ze aan de hand van het begrip melancholie wat kenmerkend is voor mensen. Verlies en vergankelijkheid leiden tot een melancholische stemming: het besef dat het leven onvolmaakt is, dat er altijd iets ontbreekt. Hermsen noemt als voorbeelden de doodsangst, het verlies van geliefden, maar niet minder het verlies van de kindertijd.

Toch zitten mensen doorgaans niet bij de pakken neer. Ze proberen de melancholie om te buigen tot hoop en creativiteit. Waar dit echter mislukt, raken mensen in een depressie. Hermsen wijst in dit verband op de grote toename van depressiviteit in de afgelopen decennia. „Zolang als de mensheid bestaat, hebben we moeten leren omgaan met verlies, teleurstellingen en tegenslagen, maar de laatste tijd lijkt het erop dat we daar minder goed toe in staat zijn. (…) We hebben niet alleen iets verloren, we lijken in bepaald opzicht ook van onszelf te vervreemden”, aldus Hermsen.

Verlies

Vanuit psychologisch en pedagogisch perspectief is dit een fascinerende gedachtegang. Mensen moeten leren omgaan met verlies en evenzeer met het proces van de groei tot een volwassen persoon. Daarbij kunnen ze vragen als: wie ben ik, waar kom ik vandaan, waar leef ik voor en wat verwacht ik, niet uit de weg gaan. Die horen nu eenmaal bij het proces van menswording.

Ook vanuit theologisch perspectief is het betoog van Hermsen interessant. Ze spreekt immers over mensen die iets verloren hebben, die van zichzelf vervreemd zijn. Dat laatste gaat verder dan verlieservaringen door het sterven van geliefden of het achter zich laten van de kindertijd. Het probleem zit dieper, namelijk in de mens zelf. Er is een emotionele en morele leegte ontstaan, en een eenzaamheid en vervreemding ten opzichte van het zelf.

Voor Hermsen is onder andere het kapitalisme de boosdoener. Ook als die benadering te eenzijdig politiek linksgeoriënteerd zou zijn, blijft haar observatie te denken geven. Een pessimistisch, of liever: een realistisch mensbeeld komt blijkbaar niet alleen onder christenen voor.

De vraag is dan wel wat Hermsen hiertegenover stelt. Ondanks, of liever, dankzij zijn melancholieke besef van verlies is de mens een wezen dat hoopt en verlangt, stelt ze onder verwijzing naar de Duits-Joodse filosoof Ernst Bloch. Het zijn juist de gevoelens van hoop en verwachting die de mens kunnen aansporen met de huidige wereld geen genoegen te nemen. Mensen moeten in hun handelen hoopvol blijven om niet te vervallen in cynisme.

Als voorbeelden noemt Hermsen het afzien van het eten van vlees, het niet-kopen van spotgoedkope kleding, de keuze voor groene energie en het helpen van vluchtelingen. Dat alles kan volgens haar bijdragen aan een betere wereld en zo aan het voeden van de hoop. Hoewel dit misschien op punten idealistisch klinkt, kunnen dergelijke gedachten verbonden worden met een christelijke levensvisie.

Onderwijs

Hetzelfde geldt van de manier waarop Hermsen spreekt over het onderwijs. Goede docenten zetten leerlingen niet alleen aan het werk achter een laptop of iPad, maar ze proberen de wereld met verhalen en het overbrengen van kennis ook voor hen open te leggen, om zo de hoop te voeden. Scholen moeten zich daarom richten op wat de ”Bildungsvakken” heten, omdat deze mensen leren hopen.

Deze gedachten passen ook binnen een christelijke visie op onderwijs, en daarmee bij een Bijbels mensbeeld. Mensen zijn verlangende wezens, zo wist Augustinus al. En hoop is kenmerkend voor een christelijk georiënteerd opvoedingsideaal. In de woorden van Psalm 78: opdat ze hun hoop op God zullen stellen en Zijn daden niet vergeten.

Nu zit hier meteen het grote probleem in het betoog van Hermsen. God is in haar mensvisie de grote Afwezige. Bij alle nadruk op verlies blijft buiten beschouwing dat de mens God kwijt is. In een recensie in Vrij Nederland wijst Carel Peeters op de bijna religieuze begrippen die Hermsen gebruikt. Hij laat het bij die constatering, zonder er veel consequenties aan te verbinden.

De religieus geladen taal in het essay is inderdaad opvallend; daarbij valt vooral het woord hoop op. Dat staat voor een nieuwe toekomst, waarbij de mens tot zijn bestemming komt. Mensen hoeven niet op de dood gericht te zijn, maar ze mogen zich richten op de belofte van een nieuw begin.

Voor het antwoord op de vraag waar die hoop vandaan komt, werpt Hermsen de mens echter op zichzelf terug. Hij moet zelf zijn toekomst scheppen, in samenwerking met andere mensen; dat wel. Het hopen op een betere wereld is echter uiteindelijk een utopie, een droombeeld. Daarom blijven mensen zwervers in deze wereld en in hun eigen leven. Dit zwerven voedt weliswaar de hoop om eenmaal thuis te komen, maar aan het einde van haar betoog laat Hermsen er geen twijfel over bestaan: een echte bestemming zal de mens nooit bereiken, want zo’n plek kan nooit aan zijn verwachtingen voldoen.

Pasen

Het essay van Hermsen laat onbedoeld scherp zien wat een toekomstvisie zonder Pasen inhoudt. Haar analyse van het menselijk bestaan is scherp en herkenbaar, maar doordat God afwezig is, wekt het betoog een diepe vervreemding. Mensen moeten hoop koesteren, maar aan alles is te merken dat het hopen is tegen de klippen op. Uiteindelijk blijft ze immers binnen de kaders van dit aardse leven. Verlangens vragen slechts hier en nu om vervulling.

Even schampt het betoog langs de kern van het opstandingsevangelie, als Hermsen zegt dat de mens verlangt naar vrijheid omdat hij het sterfelijke leven als eindig ontmaskert en er daarom aan voorbij wil streven. In dit verband haalt ze de Deense filosoof Kierkegaard aan, met zijn verlangen om het sterfelijke kwijt te raken. Het blijft in het betoog echter een zwerfsteen, te midden van een aards gerichte hoop.

Dit stelt christenen echter voor de vraag of zij wel vanuit Pasen leven. Alleen de opstanding van Christus is de garantie voor nieuw leven. Een leven dat niet op de dood is gericht, maar dat leeft van de belofte van een nieuw begin. Zoals de Emmaüsgangers in de ontmoeting met Christus nieuwe hoop krijgen. Wij hoopten dat Hij ons verlossen zou, zo klinkt het onderweg naar Emmaüs. Maar als de Opgestane Zich aan hen bekendmaakt, krijgen ze nieuwe hoop. De Heere is waarlijk opgestaan. Dat is geen utopie, maar werkelijkheid.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer