Aan de rand van het strand
Op de zandplaat het Rif liggen delen van de zeilboot die twee dagen daarvoor bij onstuimig weer verging. Thijs de Boer verzamelt sinds zijn jonge jaren langs de vloedlijn schelpen en alles wat interessant is. „De verhalen liggen hier voor het oprapen.”
Het Rif, dat zuidwestelijk aan Schiermonnikoog vastgroeide na de afsluiting van de Lauwerszee, is een plek waar je je even een Robinson Crusoë kunt wanen. In het eindeloze witte zand zie je sporen van meeuwen en plevieren, in de trillende verte het rode streepje van de vuurtoren.
Thijs de Boer, geboren en deels getogen eilander en intussen met pensioen, geeft toe dat hij graag bij zonsopkomst daar op het strand komt, waar de zee van alles geeft. Hij pakt het polyester van de gestrande boot op en bekijkt het met een kennersoog. „In mijn voorgeslacht zitten zeelui en zeilers. Een boot bekijk je daardoor met andere ogen dan alleen als een voorwerp. Dit keer zijn er gelukkig geen slachtoffers.” Hij raapt een schelp op. „Je krijgt het verzamelen onvermijdelijk mee als je op zo’n uniek eiland wordt geboren.”
Rondom zijn Schelpenmuseum Paal 14 ligt en hangt van alles wat in de loop der jaren op het strand aanspoelde. Daarbij is hij een groot natuurliefhebber en weekdierspecialist. Bezoekers trakteert hij op interessante en unieke verhalen, en zijn jutterstochten en wad- of vogelexcursies over het eiland zijn populair.
Nonnetjes
Wandelend over het Rif ziet hij niets over het hoofd. Hij kent de planten en de vogels tot en met de wilde appelbomen op het eiland. Bovendien benoemt hij elk weekdier. Ruwe boormossels, strandgapers en paalwormen, niets is hem vreemd. Vanuit zijn jarenlange ervaring in het onderwijs is hij een gepassioneerd verteller. „Er zijn meer dan honderdduizend soorten weekdieren, met elk hun eigenaardigheden.”
De Boer begon als kind te sparen wat hij op het strand vond. „Tegenwoordig maken mijn vrouw en ik jaarlijks reizen. Alles wat in ons schelpenmuseum ligt, komt van het eiland én van wat we zelf verzamelen.” Meestal sluit De Boer zijn museum in november. „Dan is het toeristenseizoen voorbij en zoeken we verre stranden op, van Azië tot Australië.”
In Schelpenmuseum Paal 14 liggen in vitrines behalve specifieke soorten van de Wadden, zoals boormossels, mesheften, wulken en nonnetjes, ook fossielen, barnsteen, zeesterren, zeepokken en zeediertjes van het eiland. De overige vitrines bevatten exoten zoals olijfschelpen, kauri’s en conussen in alle soorten en maten. Slakken, olifantstanden en tweekleppige schelpen uit landen als Indonesië – De Boer weet precies wanneer en waar gevonden. „Niets is gekocht, gekregen of geruild, we hebben alles zelf gevonden.”
Blauwvleugeltaling
Aan de andere kant van het dorp, voorbij de pier waar de veerboot aanmeert, woont Theun Talsma sinds 80 jaar in boerderij De Kooiplaats, verbonden met een eendenkooi en beide gebouwd in 1861. Vanuit zijn tuin loopt Talsma door de wei de eendenkooi in. Een loofbos omarmt een zoetwaterplas met rietwanden en gegraven vangpijpen. „De eenden dienden destijds als voedsel en werden op een natuurlijke manier zonder geweer gevangen door de kooiker. We eten op het eiland geen eenden meer, maar we gebruiken de kooi voor wetenschappelijk onderzoek. Er zwemmen tamme eenden die de wilde eenden lokken en vrij in en uit kunnen vliegen. Vaak zijn het soorten die vanuit Scandinavië en Rusland neerstrijken. Ze worden geringd en weer losgelaten. Het is gebruikelijk dat mensen die geringde eenden vinden, dat melden. We weten dus dat het merendeel is afgeschoten, maar bijvoorbeeld ook hoe vliegroutes verlopen.”
Tussen de wilde eenden zwemmen kleurige smienten en slobeenden, krooneenden en blauwvleugeltalingen.
Blij met jutters
Op het eiland liggen natuur en avontuur dicht bij elkaar, zegt Talsma. Hij is EHBZ’er en verleent als vrijwilliger eerste hulp aan zeehonden, vogels of andere dieren die langs de kust stranden. „Soms zijn ze ziek. Soms raken ze verstrikt in touwen of netten of zijn het stookolieslachtoffers. Dat laatste gebeurde vroeger veel. Ik breng ze naar opvangcentra, zodat ze een tweede kans krijgen.”
Ook Talsma staat als jutter te boek. „Jutten is een combinatie van hobby en gevoel voor avontuur. Als het flink stormt, begint het te kriebelen. Je weet dat er regelmatig containers overboord slaan. Meestal blijven ze dicht en zinken ze naar de bodem, waar ze blijven liggen. Maar als ze opengaan en de wind is gunstig, een noordwestenwind, spoelen er drijvende spullen aan.”
In de schuren bij de kampeerboerderij bewijzen boeien, schoenen, flessen en petten dat Talsma na een storm op het strand te vinden was. Aan de muur hangt een krantenartikel. ”Zwarte en rode jasjes in de mode op Schiermonnikoog”. Talsma wijst naar een rek waar de jasjes nog altijd op kleur en maat gesorteerd zijn. „We hebben er meer dan honderd uit zee gevist. Loodzwaar door het zeewater.” „De boot begon aardig in de kont te hangen”, meldt het artikel.
„We hebben geen juttersmuseum op Schiermonnikoog, zoals op de meeste andere eilanden. De gemeente moet blij zijn met de jutters. Wij ruimen dat wat aanspoelt op. Het meeste is waardeloos en onbruikbaar door het zeewater. Het hoort niet in de natuur te blijven liggen. Uiteraard zit er regelmatig iets bij wat je wel kunt gebruiken. Touw, planken, het is een vorm van recyclen.”
Talsma, ook actief als weidevogelbeschermer, kreeg voor zijn jarenlange inzet als vrijwilliger een lintje „in de Orde van Oranje-Nassau.”
Het wordt de laatste jaren overigens beduidend minder met de vondsten, zegt Talsma. „Op alle boten staan borden dat het ten strengste verboden is iets overboord te gooien.” Van half april tot en met half augustus geeft Theun Talsma rondleidingen in eendenkooi De Kooiplaats.
kooiplaats.nl
schelpenmuseum.nl
Slapen op Schier
Wie wil overnachten op Schiermonnikoog, kan via de VVV (vvvschiermonnikoog.nl) onder andere terecht bij kamerverhuur Anderson, op de mooie Noorderstreek achter de duinen. Daar tref je een attente gastvrouw en schone, gezellige kamers in het mooie huis van rode baksteen.