Schrijf uitgeschreven preek niet af
Echt uit het hoofd preken, dat is alleen voor geniale geesten weggelegd, stelt dr. H. J. C. C. J. Wilschut. En dan nog kan het misgaan.
Onder de kop ”Paulus preekte niet van een briefje” (RD 30-3) deed deze krant verslag van de IZB-Areopaguscursus ”Uit het hoofd preken”. Op de Areopagus bracht Paulus het Evangelie, en hij deed dat vast niet van een briefje – was de teneur.
Om met het voorbeeld van Paulus te beginnen: je moet geen appels met peren vergelijken. Wil je je met Paulus kunnen vergelijken of willen meten, dan moet je ook wel over het niveau en de kwaliteiten van de apostel beschikken, inclusief zijn (klassieke) retorische vaardigheden, al bediende hij zich niet van redenaarsfoefjes (1 Kor. 2:4). Nog afgezien van het feit dat Paulus mocht rekenen op de bijzondere leiding van de Heilige Geest, waardoor hij zijn woorden Woord van God mocht noemen (1 Thess. 2:13).
Overigens blijkt uit het verslag bij de cursusleider de nodige nuance. Iedereen kan leren om niet van papier te preken, al zal niet ieder het even goed kunnen, zegt Nico van der Voet. Van mijn kant breng ik eveneens een nuancering aan. Ik beweer niet dat een uitgeschreven preek een must is. Wel wil ik ervoor pleiten om de uitgeschreven preek niet af te schrijven. Een prediker moet zich niet alleen voorbereiden op wat hij gaat zeggen. Maar eveneens op hoe hij dat zal doen.
Zorgvuldigheid
Het heilig Woord van God bedienen, vraagt veel van een evangeliedienaar. Allereerst om in de uitleg recht te doen aan de zin en mening van de Heilige Geest in een Schriftwoord. Maar vervolgens ook om de verkondiging ordelijk te structureren en zorgvuldig te verwoorden. Daar heeft het Woord van God recht op. Daar heeft ook de gemeente recht op. In dat kader kan de uitgeschreven preek een goede dienst bewijzen. Is de gang van het betoog logisch? Sla ik niet allerlei zijwegen in? Komt de hoofdlijn uit de verf? Gebruik ik daarbij de juiste formulering? Is mijn taalgebruik niet te plat of te ingewikkeld? Gebruik ik –ongemerkt– niet wat erg vaak mijn persoonlijke clichés? Niet de minste vragen bij de bediening van het Woord.
Voor mijzelf heb ik de overtuiging dat geheel uit het hoofd preken alleen voor grote geesten is weggelegd. En dan nog kan het misgaan. K. Schilder was ook als prediker geniaal. Maar wie zijn stenografisch opgenomen preken naleest –hij preekte uit het hoofd– ziet ook wat er homiletisch (preekkundig) fout kan gaan. Soms zijn de verhoudingen behoorlijk uit balans. Wat moet je dan als doorsneedominee, onder wie ik mijzelf reken?
Maar vooral: wat moet de gemeente, als regel redelijk opgeleid, ermee? De jeugd leert op school al presentaties houden. Zie maar eens de aandacht vast te houden wanneer je verhaal niet doordacht is en evenmin zorgvuldig geformuleerd. Slordig taalgebruik kan geen dienaar van het Woord zich veroorloven. ”God zegene de greep” lijkt me niet echt een vrome kreet (al beweer ik niet dat de Areopaguscursus dat voorstaat).
Zelfkritiek
Wie zijn preek niet meer geheel uitschrijft, geeft een belangrijk instrument tot zelfkritiek uit handen. Niet dat je dan strikt aan je papier gebonden bent. Al prekend kun je invoegen en weglaten. Maar je bent er wel eerst helemaal doorheen gegaan. Je pakt ook zo weer de draad op. Daarmee wil ik niet beweren dat een uitgeschreven preek per definitie warrigheid of slordig taalgebruik voorkomt. Wie niet openstaat voor zelfkritiek, is ook met een instrument van zelfkritiek niet geholpen.
Wil je toch uit het hoofd preken, doe het dan op de manier van dr. Okke Jager, die zijn preken van a tot z nauwkeurig componeerde en formuleerde. Om die vervolgens uit zijn hoofd te leren, zonder dat hij zijn preek ging ‘opzeggen’. Hij vond dat iedere kandidaat in de theologie dat moest kunnen. Dat vraag ik me af, maar dat is een onderwerp apart. In ieder geval was de uitgeschreven preek uitgangspunt. En schiet je geheugen tekort om je preek compleet uit het hoofd te leren, dan is er altijd nog de methode van vrij lezen. Heb je de preek als geheel goed in je hoofd zitten, dan heb je aan het begin van een zin vaak genoeg om verder te preken en tegelijk de gemeente aan te kijken.
Paul Oskamp en Rudolf Geel noemen in hun boek over concreet en beeldend preken het geheel of gedeeltelijk uitschrijven van de preek zelfs „geboden”, om je die daarna in te prenten. Dat is misschien wat dwingend gezegd. Feit is wel dat vanaf de oude kerk menig begaafd prediker zijn preek heeft uitgeschreven. Een voorbeeld dat tot nadenken stemt. De Heilige Geest doet niet alleen op de preekstoel Zijn werk. Maar ook op de studeerkamer bij het uitschrijven van de preek.
Natuurlijk kunnen er situaties van overmacht zijn, waardoor het eerst volledig uitschrijven wat in het gedrang komt. Dat intensiveert het gebed om de hulp van de Geest. Maar maak van de uitzonderingssituatie geen regel. Want ik geef u op een briefje, we zijn niet allemaal Paulus.
De auteur is predikant van de hervormde gemeenten te Leek, Een en Sebaldeburen.