Goed onderwijs afhankelijk van goede randvoorwaarden
Uit het rapport ”Staat van het onderwijs 2015/2016” van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat het niet goed gaat met de kwaliteit van het onderwijs, ondanks de regeldrift van de overheid. Het is tijd voor echte investeringen, ook in passend onderwijs, stelt Swanet Woldhuis.
In de vandaag verschenen ”Staat van het onderwijs 2015/2016” vraagt de Inspectie van het Onderwijs dit jaar opnieuw aandacht voor kinderen met een sociaal-economische achterstand, die ongelijke kansen zouden krijgen in het onderwijs. De inspectie kan zich echter beter bezighouden met het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs.
Doordat de overheid vooral investeert in kansarme wijken en gezinnen, is er helaas onvoldoende aandacht voor kinderen die door leer- en ontwikkelingsproblemen op achterstand raken in het onderwijs. Het gaat dan bijvoorbeeld om kinderen met dyslexie, AD(H)D, DCD en autisme. Zij vormen bepaald geen verwaarloosbare minderheid. Naar schatting 20 procent van de leerlingen op reguliere scholen wordt als zorgleerling aangemerkt.
De in 2014 ingevoerde onderwijshervorming passend onderwijs moest ervoor zorgen dat alle kinderen –inclusief de thuiszitters– de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben, liefst op een reguliere school. En dankzij de decentralisatie van de jeugdhulp zou de samenwerking tussen onderwijs en zorg eindelijk van de grond komen. Maar deze samenwerking verloopt onverminderd moeizaam.
Natuurlijk, hervormen kost tijd. Maar we zijn inmiddels bijna drie jaar verder en er zou toch enig resultaat zichtbaar moeten zijn.
Ik betreurt het dat het budget voor ondersteuning aan zorgleerlingen (voorheen de leerlinggebonden financiering, oftewel het ‘rugzakje’) niet meer is geoormerkt. Niemand weet waaraan het geld op dit moment precies wordt uitgegeven, ook de inspectie niet. De verantwoording van scholen en schoolbesturen over deze bestedingen is niet transparant.
Vaststaat dat er van het budget voor passend onderwijs zeker nog 80 miljoen op de plank ligt. Dit is onacceptabel. Kinderen met ontwikkelingsproblemen hebben er recht op dat dit geld daadwerkelijk wordt ingezet voor ondersteuning. Ik roep het nieuwe kabinet en de inspectie op er nauwlettend op toe te gaan zien dat dit voortaan ook gebeurt. Dan kan er beter maatwerk komen voor deze leerlingen en zullen zij niet langer onder hun eigen niveau uit te hoeven stromen, zoals nu wel vaak het geval is.
De overheid ontbeert vooral een goede visie op onderwijs. In plaats van op het bevorderen van de ontwikkeling en de leerprestaties van ieder kind (met of zonder ontwikkelingsprobleem, van laag- of hoogopgeleide ouders), lag het accent in het onderwijs de afgelopen jaren vooral op de invoering van de rekentoets, vinklijstjes en registratiedrift.
Het aantal afstromers en zittenblijvers in het onderwijs neemt toe. Dit wordt vaak geweten aan hoogopgeleide ouders, die zouden aandringen op een te hoog schooladvies. Uit de ”Staat van het onderwijs 2015/2016” blijkt dit echter niet. Wel zijn er enorme verschillen te zien tussen scholen als het gaat om de prestaties en het uitstroomniveau van vergelijkbare leerlingenpopulaties. Het aantal thuiszitters neemt niet af. Wel neemt het aantal leerlingen met een ”vrijstelling van inschrijving op een school” toe. Zij zijn de verborgen thuiszitters.
Strengere eisen leveren geen beter onderwijs op; de prestaties van Nederlandse leerlingen in de vakken wiskunde, natuurkunde en rekenen zijn afgenomen, ondanks de invoering van de rekentoets. En het aantal kinderen met leesproblemen in het primair en voortgezet onderwijs is toegenomen, ondanks dat er steeds meer kennis is over de preventie van laaggeletterdheid en dyslexie en er voldoende hulpmiddelen zijn die al vanaf groep 3 kunnen worden ingezet. Helaas maakt bijna de helft van de scholen geen gebruik van compenserende dyslexiesoftware.
Goed onderwijs krijg je door goede randvoorwaarden te creëren. Dat betekent kiezen voor investeringen in het onderwijs van alle leerlingen. In kleinere klassen, in meer tijd voor de leraar om zich te ontwikkelen en in meer autonomie voor diezelfde leraar. Ondersteun, ontzorg en inspireer de leraar bij zijn werk. Beloon hem goed en zorg voor meer aanzien van het vak.
Ook moet er op scholen veel meer ruimte komen voor maatwerk. Het nieuwe kabinet zou moeten investeren in een goede digitale infrastructuur om gepersonaliseerd leren mogelijk te maken.
Ten slotte is het van belang dat OCW en scholen ouders als volwaardige samenwerkingspartners gaan zien, die een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van leerlingen. Afwezige ouders mogen meer worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid, terwijl betrokken ouders meer ruimte moeten krijgen om hun stem te laten horen.
De auteur is directeur van Balans, een vereniging die opkomt voor de belangen van (ouders van) kinderen met ontwikkelingsproblemen als AD(H)D en dyslexie.