Column: Canon, Credo en Kuitert
Het interview met de bekende theoloog Harry Kuitert in deze krant (najaar 2016) heeft mij mateloos geïntrigeerd: hoe kan iemand in zijn volwassen leven verschuiven van betrekkelijk degelijk gereformeerd naar ‘seculier’ christen, iemand voor wie zijn godsdienst hetzelfde betekent als een mooi schilderij?
Het lezen van de beschrijving van zijn leven helpt bij het zoeken naar een verklaring: er was steeds sprake van voortschrijdend inzicht, „van het pellen van de spreekwoordelijke ui, tot hij uiteindelijk met lege handen kwam te staan.” Kuitert ging theologie studeren met als doel „te willen weten hoe het echt zit met het christelijk geloof, waarop het gebaseerd is.”
Met een gevoel van teleurstelling heb ik het boek na 428 bladzijden dichtgeslagen. Ik moest denken aan de bekende uitspraak van Pascal: „Het hart heeft zijn redenen die de rede niet kent.” Als je het geloof wilt onderwerpen aan de wetten van de wetenschap, loop je redelijk vast. Dan wordt de ene steen na de andere losgewrikt uit het gebouw van de geloofsovertuiging en stort het uiteindelijk in elkaar. Voor Kuitert is dat in 2000 definitief het geval. Vanaf die tijd erkent hij geen goddelijke macht meer.
In de verdrietige verdeeldheid onder christenen zorgen de canon en het Credo voor wederzijdse herkenning: hebben we dezelfde Bijbel en belijden we op dezelfde wijze het geloof?
De canon is het geïnspireerde Woord van God. Daarin heeft Hij geopenbaard Wie Hij is, in het werk van Zijn Zoon Jezus Christus als Zaligmaker. Hoe dat Woord tot ons gekomen is? „De heilige mensen Gods, van de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben het gesproken” (2 Petrus 1:21).
Hoe wij weten dat de heilige boeken uit de Schrift van God zijn? Niet omdat de kerk dat in een vergadering besloten heeft, maar „omdat ons de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten, dat zij van God zijn” (NGB art. 5). Geloven in het Woord is niet op goed geluk aannemen wat kerkvaders vroeger vastgesteld hebben, maar biddend opmerken welk antwoord God mij geeft.
Voor Kuitert wordt de canon steeds dunner, omdat hij weigert te geloven wat niet strookt met natuurwetenschappelijke inzichten. Kuitert vergeet dat geloof met hoop te maken heeft, hoop op Gods Woord en op Zijn trouw. Die hoop leeft in de harten van mensen die ervan getuigen het zelf uit Gods mond gehoord te hebben.
Het Credo is een klein documentje van twaalf zinnetjes. Er staat alles in wat tot de kern van het geloof behoort. Het Credo ontstond in de begintijd van de kerk, ongetwijfeld als reactie op dwalingen en onwetendheden. Zodat iedereen wist: hier gaat het om. Over verschillende zaken kun je van mening verschillen, maar als je christen wilt zijn, onderschrijf je in elk geval deze basale geloofsuitspraken. Opnieuw geldt: het Credo is geen dorre dogmatiek, geen taai leerstuk. Het is een levend document dat niet alleen dient om wekelijks, met de kerk van alle plaatsen en tijden, het geloof te belijden. Het wordt in de loop van het jaar, in de viering van de heilsfeiten, ook beleefd in de harten van de gelovigen. Ze gaan met de herders naar Bethlehem om te zien het Woord dat er geschied is. Ze belijden met de Romeinse hoofdman bij het kruis: „Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon.” Ze herkennen de roep van de discipelen op de paasmorgen: „De Heere is waarlijk opgestaan…”
Kuitert raakte zijn geloof onderweg kwijt. Het begon met de uitspraak: „Alle spreken over boven komt van beneden.” Later volgde zijn belijdenis: „Eerst waren er mensen, toen goden, toen pas God.” Gods Woord zegt ons: „De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God.”
Ik wil Kuitert geen dwaas noemen; met zijn verstand is niets mis. Verstand kan ons wel hinderen in het zicht op God. Wat voor de wijzen en verstandigen verborgen is, wordt aan de kinderen geopenbaard. Juist in het zich als een kind overgeven aan Gods liefde in Zijn Zoon wordt echte rust gevonden. Die rust wens ik Kuitert van harte toe.
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl