Rutte III is geen Balkenende IV
De Nederlandse politiek staat nu in het teken van de kabinetsformatie. Wat is een mogelijke coalitie en welke coalities blijken onmogelijk te zijn? Het laatste gezichtspunt is zeker niet onbelangrijk. In hoeverre komen de ChristenUnie en wellicht ook de SGP bij de kabinetsformatie in beeld?
Meedoen aan een kabinet heeft aantrekkelijke kanten. Je kunt bepaalde punten uit je verkiezingsprogram realiseren en sommige ongewenste beleidskeuzes voorkomen. Je kunt iets betekenen voor je kiezers. Je bent belangrijk aan het Binnenhof. En voor veel Kamerleden is een ministerspost (of desnoods een staatssecretariaat) toch de bekroning van hun politieke loopbaan.
Als regeringspartij loop je ook grote risico’s. Zeker als kleine partij. Je zult veel zaken moeten slikken en slechts weinig van je eigen punten kunnen realiseren. Dat leidt gemakkelijk tot forse protesten in de achterban. En, erger nog, bij de volgende verkiezingen word je daarop afgerekend. Bij de PvdA weet men daarvan mee te praten.
Kiezerstrouw is tegenwoordig ver te zoeken. Mensen vinden algauw dat er van het regeringsbeleid niets deugt en het nu echt anders moet. Kritiek op het establishment (waartoe je als regeringspartij zeker gerekend wordt) vindt in onze samenleving een goede voedingsbodem.
Verlies na regeren
D66 is typisch een partij die in de oppositie zetels wint, maar als regeringspartij verliest. Dat was zo in 1982 (van 17 naar 6) na het tweede en derde kabinet-Van Agt, in 1998 (van 24 naar 14) en 2002 (van 14 naar 7) na deelname aan de paarse coalitie en in 2006 (van 6 naar 3) na het tweede kabinet-Balkenende. Ook de ChristenUnie werd voor haar deelname aan het kabinet tussen 2007 en 2010 niet beloond, maar juist met zetelverlies gestraft.
Dat negatieve perspectief zal GroenLinks bij de lopende onderhandelingen ook voor ogen staan. In een coalitie met VVD, CDA en D66 zullen ze weinig van hun idealen kunnen verwezenlijken en veel door hen bestreden zaken moeten accepteren. Dat was niet wat hun kiezers op 15 maart voor ogen stond. Het is in de verkiezingscampagne altijd een hele opgave om grote groepen kiezers achter je te krijgen, maar het is geen kunst om ze vervolgens weer teleurgesteld kwijt te raken.
Hoewel er nog allerlei andere oplossingen te bedenken zijn, tot een minderheidskabinet toe, wordt als tweede mogelijkheid toch vaak een coalitie genoemd waarbij de ChristenUnie de plaats van GroenLinks inneemt. Een van de bezwaren is echter de krappe parlementaire meerderheid waarop zo’n kabinet steunt. Zowel in de Eerste als in de Tweede Kamer berust die op één zetel. Dat is wel erg weinig, gezien ook het feit dat de partijbinding tegenwoordig niet alleen bij de kiezers gering is, maar ook onder de Kamerleden minder wordt. Zowel de PvdA als de VVD verloor in de achterliggende parlementaire periode een of meer fractieleden die voor zichzelf begonnen.
Vandaar dat naast de ChristenUnie ook de SGP weleens genoemd is als mogelijke coalitiepartner. Die heeft als gedoogpartner van Rutte I en II een goede reputatie opgebouwd. Maar ja, dat is wel een heel andere rol dan die van regeringspartij.
Krachtsverhoudingen
De ChristenUnie heeft al eerder deel uitgemaakt van een kabinet. Na de verkiezingen van 2006, waarbij de partij in zetelaantal verdubbelde (van 3 naar 6), trad zij toe tot het kabinet. Eén keer in die kabinetsperiode kwamen de verhoudingen door haar toedoen op scherp te staan. Dat was naar aanleiding van een brief waarin staatssecretaris Bussemaker (PvdA) verruiming aankondigde van de mogelijkheden tot embryoselectie. Op dat gevoelige punt kon echter een compromis worden bereikt. De staatssecretaris moest toen een stapje terug doen.
Sindsdien zijn de politieke krachtsverhoudingen echter wel ingrijpend veranderd. In het vierde kabinet-Balkenende bezetten CDA en ChristenUnie tien van de zestien ministersposten. Een meerderheid dus.
In een nu te vormen kabinet hebben we niet alleen te maken met een liberale premier, maar ook met een groot overwicht van de liberale partijen. VVD en D66 leveren met elkaar 52 Kamerzetels aan, de christelijke partijen (CDA en ChristenUnie) slechts 24. Als deze coalitie tot stand komt, zal die verhouding van twee staat tot één ongetwijfeld ook in de verdeling van de ministersposten tot uitdrukking komen.
Destijds reageerde de SGP kritisch op de toetreding van de ChristenUnie tot het kabinet. Hoe kon men dit regeringsprogram voor zijn rekening nemen? Nu, tien jaar later, zou er nog veel meer reden zijn om kritisch te oordelen over een eventuele toetreding tot de bovengeschetste coalitie. Rutte mag dan in de afgelopen jaren een bepaalde toegeeflijkheid getoond hebben ten opzichte van gevoeligheden in orthodox-protestantse kring, Pechtold heeft juist blijk gegeven van het omgekeerde.
Breekpunt
Van één actuele kwestie heeft de ChristenUnie tijdens de verkiezingscampagne een breekpunt gemaakt. Dat is de mogelijkheid van euthanasie bij oudere mensen met een (althans in eigen oog) voltooid leven. Dat is zeker een belangrijk punt. Weliswaar wordt niemand hierdoor gedwongen tot het kwade, maar het zou wel een ernstige zaak zijn wanneer onze rechtsorde daarvoor ruimte zou bieden. Bescherming van het leven is immers een wezenlijke overheidstaak.
Ongetwijfeld zou het mooi zijn wanneer in het nieuwe regeringsprogram duidelijk werd afgesproken dat er geen wettelijke euthanasiemogelijkheden komen voor mensen met een ”voltooid leven”. Ook niet door middel van een initiatiefvoorstel dat door een van de coalitiepartijen gesteund wordt.
Tegelijkertijd moet er echter wel voor gewaakt worden dat de huidige euthanasiepraktijk verder opgerekt wordt in de richting van mensen die (menen te) lijden aan een voltooid leven.
Een kernbegrip in de huidige euthanasiewetgeving is ondraaglijk en uitzichtsloos lijden. Aanvankelijk ging het daarbij om mensen die ongeneeslijk ziek waren. Inmiddels wordt dat begrip steeds meer opgerekt. Ook een opeenstapeling van lichamelijke en psychische ouderdomsklachten valt daaronder. Het begrip ”voltooid leven” ligt daar dan niet meer zover van af.
Stap verder
Zou het voor de ChristenUnie, vergeleken met de tijd van Balkenende, een stap verder zijn om toe te treden tot een nieuw kabinet-Rutte, voor de SGP kun je je deelname aan Rutte III toch eigenlijk niet voorstellen. Die partij heeft immers in haar beginselprogram staan dat zij „streeft naar een regering van ons volk geheel op de grondslag van de in de Heilige Schrift geopenbaarde ordening Gods.” Wat zou daar in een coalitie die gedomineerd wordt door VVD en D66 van terecht kunnen komen?
Wat anders is dat de partij verklaart zich constructief op te stellen tegenover een derde kabinet-Rutte (VVD/CDA/D66/ChristenUnie) dat slechts over een wankele parlementaire meerderheid zal beschikken. En dat volgens de regel: voor wat, hoort wat. Zo heeft men de afgelopen jaren ook gemanoeuvreerd. Dat heeft het een en ander opgeleverd en werd door haar kiezers duidelijk gewaardeerd.
Vrijheid van onderwijs
Uiteraard maakt het ook in de huidige politieke constellatie best wel verschil welk kabinet we krijgen. Zo is bij de ene coalitie de vrijheid van onderwijs in veiliger handen dan bij de andere. Maar van een terugkeer naar de christelijke normen en waarden, van een terugkeer naar Gods geboden zal in alle gevallen geen sprake zijn. Dat schept een grote afstand tussen hoe het is en hoe het behoort te zijn.
Het is van groot belang om dat te blijven beseffen. Dat besef zal dan ook gepaard gaan met de behoefte om de nood van ons land in het gebed aan God voor te leggen. Alleen van Hem is onze verwachting.