Eigen pedagogiek houdt roer recht
Een kleine onderwijspedagogiek met grote ambities. Dat is ”Essenties van christelijk leraarschap”, een raamwerk voor reformatorische onderwijspedagogiek. Hoewel het onderwijzen zelf er soms wat bekaaid van afkomt.
In 2006 verscheen onder verantwoordelijkheid van Driestar educatief een uitgave onder de titel ”Essenties van christelijk leraarschap.” Recent verscheen een herziening van deze uitgave. In de verantwoording wordt aangegeven dat de hoofdboodschap nog steeds overeind staat, maar dat de afgelopen tien jaar een aantal ontwikkelingen aanleiding gaf om de uitgave uit 2006 bij te stellen.
Hierbij wordt gedoeld op ontwikkelingen op het gebied van individualisering, passend onderwijs, de vertechnisering van het onderwijs (sociale media en computergebruik) en de focus op resultaatgerichtheid. Deze onderwerpen komen in het laatste hoofdstuk op een goede wijze aan de orde.
In de ondertitel van de heruitgave wordt evenwel een groots nieuw perspectief aangeduid: een kleine onderwijspedagogiek. Dat verdere uitwerking noodzakelijk is, zal waarschijnlijk door de auteurs niet betwist worden. Het bescheiden ”kleine onderwijspedagogiek” bedoelt niet meer dan het ordenen van enkele noties. Het is goed dat Driestar educatief hierin leidend wil zijn.
Roer recht houden
De auteurs geven aan dat deze uitgave vooral bedoeld is om allen die onderwijs geven, te bemoedigen. Dat is natuurlijk mooi, maar het is wel de vraag of dát het doel van een pedagogiek moet zijn. Een eigen pedagogiek heeft ook een ander perspectief, namelijk om het roer recht te houden bij alles wat vanuit de maatschappij, de overheid en bijvoorbeeld het actuele neoliberale denken op ons afkomt. Dat laat onverlet dat het goed is dat de auteurs een aantal essenties van christelijk leraarschap op een rijtje zetten. Zo krijgen beginnende leerkrachten, de belangrijkste doelgroep van de Driestar, enig zicht op het reilen en zeilen in het klaslokaal, in het team en op de school.
Een aantal zaken valt mij in positieve zin op. In het algemeen is de toon invoelend, empathisch, betrokken, bemoedigend. Beginnende leerkrachten zullen dit als prettig ervaren.
Het is ook mooi dat de drieslag van de onderwijspedagoog Gert Biesta (kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming) benoemd wordt. Het zou een mooie exercitie zijn om dit als basisstructuur te gebruiken voor deze onderwijspedagogiek, waarbij meer dan nu aandacht gegeven wordt aan de waarde van de inhoud van het onderwijs, naast de (pedagogische) relatie. Dat zou de opzet duidelijker en de inhoud evenwichtiger maken.
Een andere goede notie is de aandacht voor burgerschapsvorming. Het belang daarvan is om diverse redenen groot. Het lijkt me ook prima dat de auteurs de didactiek inbedden in de pedagogiek. Juist het losmaken van die twee heeft nogal eens verkeerde effecten gehad. Mooi is ook de aandacht voor het teamklimaat, voor de negatieve effecten van de meetcultuur, voor kritiek op zelfontplooiing en de aandacht voor het vakmanschap van de docent.
Neoliberale agenda
Deze kleine onderwijspedagogiek vraagt echter wel om een vervolg. Voor een verdere discussie wil ik een aantal opmerkingen maken en vragen stellen. Als eerste valt mij op dat de focus van deze kleine onderwijspedagogiek intern gericht is. Wat de houding van scholen moet zijn ten opzichte van zaken die op het onderwijs afkomen, komt amper aan bod. Juist daarin is het reformatorisch onderwijs naar mijn oordeel uit de rails gelopen.
Zo wordt er nauwelijks gerept over de neoliberale agenda die de overheid aan scholen wil opdringen. Dat mag best wat apologetischer en actueler. Dat een herziening nu noodzakelijk is, zegt voldoende over de noodzaak tot actualiteit in de pedagogiek.
Dat onderwijs vooral tijdloos ”vensters op de hemel” opent, zoals in deze kleine pedagogiek enkele malen wordt benoemd, is niet het hele verhaal. Bovendien ontbreekt een duidelijke uitleg. Misschien is dit concept inmiddels geïncorporeerd in het onderwijs van de Driestar, maar het zal velen onbekend zijn en door sommigen misschien zelfs als profaan worden beschouwd.
Onderwijzen
Een vraag die ik zou willen stellen, betreft de plaats van het onderwijzen zelf in deze onderwijspedagogiek. In het onderwijs mag het (werkwoord) ”onderwijzen” toch een belangrijke rol spelen? Het valt op dat dit woord slechts een enkele keer genoemd wordt. Zit daar een gedachte achter? Is het angst voor het docentcentrale onderwijs? De docent moet coach en gids zijn, maar moet vooral niet ”onderwijzen”? Of behelst dat ”gidsen” ook onderwijzen?
Ik vind onderwijzen echt passen bij een pedagogiek die als uitgangspunt Psalm 78 kiest. Daar staat het wel duidelijk en direct: „…En een wet gesteld in Israël; Die Hij onze vaderen geboden heeft, dat zij ze hun kinderen zouden bekend maken…” Geboden aan vaders om door te geven, daarover dus onderwijs te geven. En zitten die kinderen daar bij voorbaat op te wachten? Heeft onderwijs hier ook niet een van buiten komend karakter?
In het algemeen vind ik dat er veel aandacht is voor de manier waarop de boodschap wordt gebracht (invoelend, betrokken, gericht op het kind), terwijl er weinig aandacht is voor de boodschap (de inhoud van het onderwijs) en de boodschapper (de onderwijzer) zelf.
Als het woord ”onderwijzen” al valt, is dat bijvoorbeeld bij het citeren van het klassieke doopformulier. En dan nog is het gericht op het onderwijzen door de ouders. Of het gebeurt in het Engels: „To teach is to touch a heart.”
Waarom dit woord zo vermijden? Wel worden er veel woorden gebruikt die min of meer als versluierende synoniemen kunnen worden aangemerkt, maar die toch iets van het individualiserende, meer leerling-centrale ademen: ontmoeten, delen, wijzen op, aansturen op, een ontdekkingsreis, beleving van en wandelen door een landschap, kennis opdoen (je loopt er tegenaan), uitlokken. Het gaat om de „betrouwbare hand die geoefend is door liefde, geduld en mildheid.” Hoe noodzakelijk dit alles is, het is de helft van de (pedagogische) boodschap. Dit zou naar mijn oordeel evenwichtiger kunnen.
Bij onderwijzen gaat het immers vaak over zaken die niet direct als noodzaak of voor het onmiddellijke nut voor leerlingen uitgelegd kunnen worden. Dat is misschien zelfs wel een flink deel van het onderwijs en verdient daarom een meer prominente plaats.
Het besef dat onderwijs voor een groot deel vragen stelt die leerlingen zelf niet zullen stellen, lijkt grotendeels afwezig of wordt slechts zijdelings aan de orde gesteld. Als deze notie niet meegenomen wordt, laten we het onderwijs en de onderwijzers toch met veel vragen zitten. „Het is een geschenk van God om anderen tot leren te brengen”, zo wordt gesteld. Dat is natuurlijk zo, maar ook hier gaat het weer om leren (uit het kind zelf voortkomend) in plaats van over onderwijzen (van buiten komend). Onderwijs mag best wat meer onderwijzen worden.
Gezag
In het verlengde van de relativering van onderwijzen heb ik vragen bij de autoriteit en het gezag van de leraar. De toon is goedbedoeld relativerend over de mogelijkheden van de leraar. De (overwaardering van de) socratische methode zal hier waarschijnlijk ook mee te maken hebben.
Deze vaagheid leidt bij mij tot speculaties over de positie van de docent. Zo blijft een leraar altijd leerling, z’n hele leven. Niemand zal dat ontkennen, maar de angst voor zelfoverschatting is zo wel heel dominant en zou ten koste kunnen gaan van de positieve autoriteit van de docent.
Zinnen zoals: „De leerlingen in de klas hebben een vakman of vakvrouw voor zich die met gezag spreekt” zijn helaas een zeldzaamheid. De leraar mag vooral niet zelf in middelpunt staan, hij moet terugtreden en moet vooral een spel spelen met de leerlingen. Er wordt een „open houding in de beschikbaarheid” gepropageerd, waarbij centrale termen vooral de emoties van de leerlingen benadrukken. De kernwoorden verwondering, ontmoeting, betrokkenheid, verantwoordelijkheid, duurzaamheid en verscheidenheid zal ieder in het onderwijs onderschrijven. Maar het is niet het hele verhaal: wat te denken van rechtvaardigheid, eerbied, autoriteit, gezag, luisteren en onderwijzen?
Historisch bewustzijn
Zou het niet beter zijn als uit deze kleine pedagogiek iets meer historisch bewustzijn blijkt? De leerlinggerichte benadering van ”reformpedagogen” heeft in Nederland nooit tot een grote wijziging van de opzet van het onderwijs geleid. Het gangbare onderwijsmodel in het primair en het voortgezet onderwijs gebaseerd op het leerstofjaarklassensysteem heeft niet voor niets de tijden verduurd.
De duidelijke relatie tussen pedagogiek en didactiek is heel goed. Maar is de uitwerking daarvan in deze kleine pedagogiek wel echt te vinden?
Terwijl het in de didactiek vooral lijkt te gaan om de juiste afstemming van het onderwijsaanbod op individuele leerlingen, stelt de brede pedagogische opdracht van het onderwijs grenzen aan de mate waarin individuele leerlingen richtinggevend zijn voor de invulling van de doelen en de inhoud van het onderwijs.
Dat juist didactische interventies het leerlinggestuurde onderwijs en de zelfontplooiing op de kaart zetten, wordt nergens benoemd. Op deze wijze kunnen we zomaar worden meegezogen in de volgende vernieuwing ”Onderwijs 2032”, waarin (opvallend genoeg) onderwijzen ook een besmet begrip lijkt te zijn. Leerlingen zijn geneigd te kiezen wat ze het prettigst vinden, maar dat is niet automatisch datgene wat tot de beste onderwijskwaliteit of goede vorming leidt. Het is daarom van belang sturingsvrijheid van leerlingen te begrenzen.
Vakken
De kritiek op de losse vakken in deze pedagogiek vind ik, zeker vanuit het voortgezet onderwijs gezien, niet sterk. Hier wordt impliciet aangegeven dat God het nooit zo bedoeld kan hebben, omdat die losse vakken niet in de schepping gegeven zijn.
Natuurlijk is samenwerking tussen vakken belangrijk, en die moet zeker gestimuleerd worden. Maar ik vind het gevaarlijk om hier onze Schepper na te rekenen in hoe Hij de wereld bedoeld heeft.
Minstens zo belangrijk is het feit dat ik mis dat losse vakken (niet voor niets ook wel disciplines genoemd) het denken en het verstaan van de werkelijkheid in zijn geheel disciplineren en dat vakoverstijgende constructies niet zelden in het voortgezet onderwijs gezorgd hebben voor een enorme kennisinflatie. Het belang van grondige kennis wordt in deze kleine onderwijspedagogiek met regelmaat benoemd, maar lijkt met deze insteek weinig onderbouwing te krijgen.
Ten slotte: meer en grondiger aandacht voor het mens- en kindbeeld is noodzakelijk. Er is meer plaats nodig voor de waarde van doop, de waarde van het verbond en wat de belijdenisgeschriften en reformatoren hierover zeggen. Misschien kan juist daardoor deze onderwijspedagogiek aan evenwicht winnen. Het lijkt mij noodzaak om hier verder over na te denken. Deze mooi uitgegeven herziene uitgave biedt daarvoor in ieder geval een goede aanzet.
Boekgegevens
Essenties van christelijk leraarschap. Een kleine onderwijspedagogiek, prof. dr. A. de Muynck, drs. H. Vermeulen en dr. A. J. Kunz; uitg. Driestar educatief, Gouda, 2017; ISBN 978 90 71287 76 3; 104 blz.; € 14,95.