Opinie

Schouderklop moet terug in de klas

Alleen jufs op de basisschool is niet goed voor jongens. Daarom is de roep om meer mannen voor de klas een veelgehoorde. Prima, vindt Jan Verburg, maar jufs en meesters zijn vooral gebaat bij kennis over jongensgedrag en hoe je daarop kunt inspelen.

Jan Verburg
4 April 2017 11:55Gewijzigd op 16 November 2020 10:13
„Het kan handig zijn de kinderen in de klas eerst tien minuten aan de slag te laten gaan en pas daarna de instructie te geven.” beeld RD
„Het kan handig zijn de kinderen in de klas eerst tien minuten aan de slag te laten gaan en pas daarna de instructie te geven.” beeld RD

De laatste dertig jaar lijkt het onderwijs minder geschikt voor jongens. Die krijgen vaker dan meisjes een diagnose ADHD of een doorverwijzing naar het speciaal basisonderwijs. In het algemeen doen ze het minder goed op school dan halverwege de vorige eeuw.

Volgens velen komt dit door het tekort aan mannelijke leerkrachten op de basisschool. Het onderwijs is vervrouwelijkt en taliger geworden. Tegenwoordig moet je voor een rekensom eerst een verhaaltje lezen. En in de klas wordt over een situatie uitgebreid gesproken en onderhandeld. Dat past niet bij jongens.

Trots

Moeten jongens zich gewoon leren aanpassen aan de huidige samenleving, waarin je met sociaal gedrag verder komt dan door te slaan? Of moeten leerkrachten weer opnieuw leren hoe ze jongens kunnen bereiken?

Meer mannen voor de klas is om verschillende redenen een goed idee, maar daar is niet alles mee gezegd. Laten we trots zijn op al die vrouwen die iedere dag weer klaarstaan om er met een groep diverse kinderen iets moois van te maken. Ik ben ervan overtuigd dat jufs prima in staat zijn om meisjes én jongens goed te begeleiden. Ik geef een paar handreikingen om jongensgedrag beter te begrijpen en ga erop in wat dat vraagt van de leerkracht, de juf én de meester.

Gewenst gedrag

Als laatsten komen de jongens aanrennen, als de juf in haar handen heeft geklapt en iedereen in de rij moet gaan staan. Ze botsen tegen de achterste kinderen aan. Later in de kring zegt de juf dat dat erg verdrietig is: „Wat hadden we ook alweer afgesproken over gedrag in de rij?” Er ontstaat een goed gesprek en ook de jongens knikken braaf.

Toch gebeurt het de volgende keer weer. De jongens vinden het moeilijk om woorden om te zetten in gewenst gedrag. Als de juf hun ander gedrag wil aanleren, zal ze in de rij moeten staan op het moment dat de jongens komen aanrennen. Ze kan hen dan tegenhouden en naar de gewenste plek dirigeren, zonder daar al te veel woorden aan te besteden.

Duwen en rennen

Stoeien, duwen en elkaar even aanraken als je door het lokaal loopt. Typisch jongensgedrag. Voor jongens is de pikorde belangrijk. Die wordt in veel gevallen door fysiek gedrag bepaald. Gemiddeld genomen duurt het ook langer voordat ze zitten, luisteren en aan het werk gaan. Let er eens op hoe ze dan voortdurend oogcontact zoeken met andere jongens, om te controleren hoe hun acties worden gewaardeerd.

Het beste kun je de jongens daarom even de tijd geven om hun plek in te nemen. Die rek kun je inbouwen voordat de deur van het lokaal dichtgaat en het stil moet zijn. Zo’n ruimte kan ook voor jezelf ontspanning geven.

Korte opdracht

Veel jongens kun je beter bereiken door op hen af te stappen dan door hen van een afstand toe te spreken. Goedkeuring zal een jongen beter ontvangen als je die gepaard laat gaan met een schouderklop of een high five. Ook corrigeren is effectiever als je even naar hem toeloopt en een hand op zijn schouder legt.

De ”ik-boodschap” waarbij je gedrag en jouw gevoel daarbij beschrijft, is intussen behoorlijk ingeburgerd in het onderwijs: „Ik zie dat je steeds zit te draaien en dat vind ik vervelend. Ik kan zo niet goed uitleggen en dan heb jij straks een onvoldoende.” Voor veel jongens schept dat echter afstand. Het zijn te veel woorden om ongewenst gedrag te corrigeren. Het is vaak voldoende om een letterlijke stap in de richting van de leerling te combineren met een korte opdracht: „Stop! Duidelijk?” Deze begrenzing is even liefdevol als een uitgebreider verhaal en in de meeste gevallen veel effectiever.

ZOD

Voor veel jongens is de diagnose ZOD (Zichzelf Overschattende Doeners) toepasselijk. Ze zijn niet bang om risico’s te nemen. Kijk maar naar jongens die kunnen fietsen. Al snel laten ze zien dat ze dat ook op één wiel kunnen, dat ze goed kunnen slippen en gemakkelijk met losse handen rijden.

Dat gedrag zie je terug als de leerkracht een instructie aan het geven is en iedereen even moet luisteren. Veel kinderen willen alvast beginnen, ook de meisjes. „Allemaal eerst even luisteren”, zegt de leerkracht dan.

Het kan handig zijn de kinderen eerst tien minuten aan de slag te laten gaan en daarna de instructie te geven. Natuurlijk zullen jongens zichzelf overschatten en denken dat ze het kunnen. Zeker als ze naar de andere jongens kijken, die ook ”makkie” roepen. Maar jongens zijn eerder geneigd te luisteren als ze zelf een probleem hebben ervaren. Als leerkracht moet je dus even geduld hebben en niet alles vooraf al uitleggen. Een goede oefening, als je wilt proberen meer bij jongens aan te sluiten.

De auteur is onderwijsadviseur bij Driestar onderwijsadvies en verzorgt trainingen groepsdynamiek.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer